This lesson contains 24 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Model met overheid
Slide 1 - Slide
Vraag in een land (EV)
Consumptie (C) --> Gezinnen
Investeringen (I) --> Bedrijven
Overheidsuitgaven (O) --> Overheid
Ev = C + I + O
Slide 2 - Slide
Waar geeft de overheid geld aan uit?
Slide 3 - Mind map
Grootste uitgaven overheid
Slide 4 - Slide
O en B
O: Autonoom getal. Niet afhankelijk van andere variabelen.
Met de O kan de overheid zorgen dat de werkloosheid bijvoorbeeld minder wordt.
B is endogeen. Ze hangen af van het inkomen Y en de bestedingen (btw). Met belasting kan overheid bestedingen sturen.
Slide 5 - Slide
Overheidsbestedingen
2 onderdelen:
Overheidsconsumptie --> Ambtenarensalarissen, energiekosten van overheidsgebouwen
Overheidsinvesteringen --> Aanleggen van wegen, dijken, spoorwegen
Slide 6 - Slide
En gezinnen dan?
Die betalen belasting. DUH.
Consumptie verandert in:
C = 0,75 (Y-B) + 40
B = 0,2Y +20 --> Iedereen betaalt dus 20% belasting + 20 autonome belasting.
Slide 7 - Slide
Multiplier wordt kleiner
Als O stijgt
Ev stijgt
W stijgt
Y stijgt
C stijgt
Máááár --> Met extra inkomen sparen mensen, betalen belasting. Lekt dus meer weg (belastinglek, spaarlek)
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
Multiplier belasting negatief
Als belasting stijgt, daalt het besteedbare inkomen = Negatief verband.
Stijging van B leidt tot minder bestedingen.
Slide 10 - Slide
Rekenkundig
Y = C + I + O
C = 0,8 (Y-B) + 50
B = 0,25Y + 20
I = 20
O = 40
EV = 0,8 (Y - (0,25Y +20)) + 20 + 40
EV = 0,6Y + 44
Slide 11 - Slide
Maken
4.1 t/m 4.7
Slide 12 - Slide
Inverdieneffect
Stijging van O kan leiden tot een stijging van het overheidstekort.
Máááár --> Door meer Y gaan mensen ook meer belasting betalen. (Ev stijgt, W stijgt, Y stijgt, B stijgt).
Een deel van de overheidsuitgaven komt dus terug als inkomsten aan belasting
Slide 13 - Slide
Inverdieneffect
B = 0,25Y + 20
O = 60
Multiplier =2
Stel Y = 100. Tekort overheid (b-o) = 15 tekort
Als O met 10 stijgt, stijgt Y naar 120.
Nieuwe B wordt 50, O = 70, dus tekort is gestegen naar 20 (+5).
Inverdieneffect = 5 (Verandering B)
Slide 14 - Slide
Uitverdieneffect
Een belastingverhoging leidt tot meer overheidsontvangsten, maar gaat deels verloren doordat mensen een lager besteedbaar inkomen hebben. Dit lagere besteedbare inkomen leidt tot minder bestedingen en dus lagere btw-inkomsten voor de overheid maar ook tot minder productie en daardoor minder inkomen voor bedrijven en werknemers. (dus minder loonbelasting)
Slide 15 - Slide
Stippellijn: Trendmatige economische groei door de jaren heen
Golflijn: de economische groei: Conjunctuurlijn
Conjunctuur = vraag naar producten
Slide 16 - Slide
Laagconjunctuur
De economische groei ligt beneden de trend. - Onderbesteding
- bezettingsgraad is laag
- conjuncturele werkloosheid
Slide 17 - Slide
Hoogconjunctuur
De economische groei ligt boven de trend. - Overbesteding
- bezettingsgraad is hoog
- Weinig werkloosheid
- Output gap = positief
Slide 18 - Slide
Anticyclisch overheidsbeleid hoogconjunctuur
De conjunctuurlijn wordt "gedempt". (Minder hoog/minder laag):
In hoogconjunctuur:
- O omlaag
- B omhoog
Het wordt minder goed
Slide 19 - Slide
Anticyclisch overheidsbeleid laagconjunctuur
De conjunctuurlijn wordt "gedempt". (Minder hoog/minder laag):
In Laagconjunctuur:
- Bestedingen omhoog
- Belasting omlaag
Het wordt beter
Slide 20 - Slide
Procyclisch overheidsbeleid laagconjunctuur
De conjunctuurlijn wordt "versterkt". (Nóg Hoger/lager):