What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Landstede Groep
‹
Return to search
Spreekwoorden/ Uitdrukkingen
Nederlands
Deel 2
Maandag 25 januari 2021
1 / 17
next
Slide 1:
Slide
Wiskunde
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
This lesson contains
17 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
10 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Nederlands
Deel 2
Maandag 25 januari 2021
Slide 1 - Slide
Wat betekenen de volgende spreekwoorden/uitdrukkingen?
Slide 2 - Slide
De appel valt niet ver van de boom
A
Het is nergens beter dan thuis
B
Van iets wat je jong leert, heb je later veel voordeel
C
Kinderen lijken vaak op hun ouders
D
Hele goede vrienden zijn
Slide 3 - Quiz
Geen kind hebben aan iemand
A
Kinderen lijken vaak op hun ouders
B
Geen last hebben van iemand
C
Jouw eigen kind of kinderen
D
Van iets wat je jong leert, heb je later veel voordeel
Slide 4 - Quiz
Iemand met open armen ontvangen
A
Het is nergens beter dan thuis
B
Geen last hebben van iemand
C
Hele goede vrienden zijn
D
Iemand enthousiast ontvangen
Slide 5 - Quiz
Het zijn dikke vrienden
A
Kinderen lijken vaak op hun ouders
B
Geen last hebben van iemand
C
Een familielid bezorgt je soms nadeel zonder dat je dat verwacht
D
Hele goede vrienden zijn
Slide 6 - Quiz
Je eigen vlees en bloed
A
Jouw eigen kind of kinderen
B
Kinderen lijken op hun ouders
C
Mensen veranderen
D
Hele goede vrienden
Slide 7 - Quiz
Jong geleerd, oud gedaan
A
Mensen veranderen
B
Het is nergens beter dan thuis
C
Van iets wat je jong leert, heb je later veel voordeel
D
Verstandig genoeg zijn om je eigen beslissingen te nemen
Slide 8 - Quiz
Kleine kinderen worden groot
A
Jouw eigen kind/ kinderen
B
Mensen veranderen
C
Verstandig genoeg zijn om je eigen beslissingen te nemen
D
Kinderen lijken vaak op hun ouders
Slide 9 - Quiz
Oost west, thuis best
A
Iemand enthousiast ontvangen
B
Geen last hebben van iemand
C
Het is nergens beter dan thuis
D
Kinderen lijken vaak op hun ouders
Slide 10 - Quiz
Van je familie moet je het hebben
A
Mensen veranderen
B
Een familielid bezorgt je soms nadeel zonder dat je het verwacht
C
Hele goede vrienden zijn
D
Kinderen lijken vaak op hun ouders
Slide 11 - Quiz
Oud en wijs genoeg zijn
A
Verstandig genoeg zijn om je beslissingen te maken
B
Kinderen lijken vaak op hun ouders
C
Mensen veranderen
D
Van iets wat je jong leert, heb je later veel voordeel
Slide 12 - Quiz
Mijn bloed kookt
A
Iemand heel leuk vinden
B
Ergens veel moeite voor doen
C
Heel boos zijn
D
Verliefd zijn
Slide 13 - Quiz
In hart en nieren
A
Verliefd zijn
B
Boos zijn
C
Heel erg ( iets )
D
Met veel zin aan iets beginnen
Slide 14 - Quiz
Door dik en dun
A
Iemand heel leuk vinden
B
Elkaar steunen op leuke en minder leuke momenten
C
Met veel zin aan iets beginnen
D
Ruzie hebben
Slide 15 - Quiz
Met bloed, zweet en tranen
A
Boos zijn
B
Hard hijgen omdat je je hebt ingespannen
C
Iemand leuk vinden
D
Ergens veel moeite voor doen
Slide 16 - Quiz
Als kat en hond leven
A
Iemand leuk vinden
B
Altijd ruzie maken
C
Elkaar steunen op leuke en minder leuke momenten
D
Heel boos zijn
Slide 17 - Quiz