What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Landstede Groep
‹
Return to search
Die Verben 'Haben' und 'Sein' (Präsens)
Haben und Sein
Die wichtigste Verben!
Ik kan het werkwoord Haben vervoegen in tegenwoordige tijd
Ik kan het werkwoord Sein vervoegen in tegenwoordige tijd
1 / 14
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
This lesson contains
14 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Haben und Sein
Die wichtigste Verben!
Ik kan het werkwoord Haben vervoegen in tegenwoordige tijd
Ik kan het werkwoord Sein vervoegen in tegenwoordige tijd
Slide 1 - Slide
Haben (hebben)
Ich habe Ik heb
Du hast Jij hebt
Er/sie/es hat Hij/zij/het heeft
Wir haben Wij hebben
Ihr habt Jullie hebben
Sie/sie haben U heeft/zij hebben
Slide 2 - Slide
Ich habe
Du hast
Ihr habt
Wir haben
Jij hebt
Wij hebben
Ik heb
Jullie hebben
Slide 3 - Drag question
Vul de juiste vorm van het werkwoord 'Haben' in:
Ich .... keine Zeit.
Slide 4 - Open question
Vul de juiste vorm van het werkwoord Haben in:
Warum ... du nichts gegessen?
Slide 5 - Open question
Sein (zijn)
Ich bin Ik ben
Du bist Jij bent
Er/sie/es ist Hij/zij/het is
Wir sind Wij zijn
Ihr seid Jullie zijn
Sie/sie sind U bent / zij zijn
Slide 6 - Slide
Ihr seid
Sie sind
Er ist
Du bist
Jij bent
Jullie zijn
Hij is
U bent
Slide 7 - Drag question
Vul de juiste vorm van het werkwoord Sein in:
Wir .... Paula und Laura.
Slide 8 - Open question
Vul de juiste vorm van het werkwoord Sein in:
Das ... mein Hund Felix.
Slide 9 - Open question
Zet in de volgende slides de juiste vorm van het werkwoord.
Denk goed na of je "haben" of "sein" moet gebruiken!
Neem je tijd.
Slide 10 - Slide
Herr Ullrich, ... Sie der Opa von Lukas?
Slide 11 - Open question
Eline und Amber ... meine Freundinnen.
Slide 12 - Open question
... du die DVD gekauft?
Slide 13 - Open question
Meine Schwester ... eine Gitarre.
Slide 14 - Open question