What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Landstede Groep
‹
Return to search
Herhalingsles paragraaf 2.1 & 2.2
Programma
Herhalingsvragen paragraaf 2.1 & 2.2
Werken aan weektaak 2.1 & 2.2
1 / 12
next
Slide 1:
Slide
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
This lesson contains
12 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Programma
Herhalingsvragen paragraaf 2.1 & 2.2
Werken aan weektaak 2.1 & 2.2
Slide 1 - Slide
Op mijn spaarrekening staat € 100.
Is dit chartaal geld of giraal geld?
A
chartaal
B
giraal
C
geen van beide
D
beide
Slide 2 - Quiz
De spijkerbroek bij de H&M kost je
€ 65, bij de Primark € 25.
Geld is hier een:
A
Spaarmiddel
B
Rekenmiddel
C
Ruilmiddel
D
Betaalmiddel
Slide 3 - Quiz
Arbeidsverdeling zorgt voor:
A
Iedereen doet binnen zijn werk waar hij/zij goed in is.
B
Werk wordt verdeeld, zodat het makkelijker wordt.
C
Werk wordt verdeeld over verschillende landen.
D
Iedere maand verander je van werkzaamheden.
Slide 4 - Quiz
Als je contactloos betaalt, wat gebeurt er dan met jouw chartale en girale geld?
A
chartaal: blijft gelijk giraal: neemt toe
B
chartaal: neemt toe giraal: neemt toe
C
chartaal: neemt af giraal: neemt toe
D
chartaal: blijft gelijk giraal: neemt af
Slide 5 - Quiz
Als geld gebruikt wordt als ruilmiddel is er sprake van directe ruil.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quiz
Geld kan een ruilmiddel, spaarmiddel of rekenmiddel zijn.
Welke van deze geldfuncties herken je in het volgende geval?
Ramon heeft gezien dat een spelcomputer bij Amazon
€ 20 goedkoper is dan bij Bol.com.
A
Rekenmiddel
B
spaarmiddel
C
Ruilmiddel
Slide 7 - Quiz
Een aankoop met een creditcard wordt direct van jouw rekening afgeschreven.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quiz
Wat zijn de drie functies van geld?
A
Rekenmiddel, ruilmiddel & betaalmiddel
B
Spaarmiddel, rekenmiddel & betaalmiddel
C
Spaarmiddel, ruilmiddel & betaalmiddel
D
Rekenmiddel, ruilmiddel & spaarmiddel
Slide 9 - Quiz
Artush kijkt op zijn ING-bank app. Daar ziet hij zijn saldo: - € 39,95. Hier is sprake van een .....
A
creditsaldo
B
debetsaldo
Slide 10 - Quiz
Vanaf welke leeftijd kun je een creditcard verkrijgen denk je?
A
16
B
18
C
23
D
21
Slide 11 - Quiz
Werken aan je weektaak
Eind van de les 2.1 & 2.2 af!
Slide 12 - Slide