4.3 Gelijkwaardige formules

• Wiskunde
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 4

Welkom

Paragraaf 4.3 Gelijkwaardige formules

Leg bladzijde 220 voor je open!

Wat heb je gisteren gegeten?

Voorkennis

Wat weet je al?

Schuif de grafieken naar de juiste plek.

Welke grafieken is een horizontale grafiek

Welke grafieken zijn lineair?

Plaats hier de grafieken die je nergens kunt plaatsen

Welke grafieken zijn vloeiende krommen?

Schuif de grafieken naar de juiste plek. 1 grafiek kan je niet plaatsen!

Welke grafieken stijgt steeds langzamer

Welke grafiek stijgt steeds sneller?

Welke grafiek is periodiek?

Welke grafiek daalt steeds langzamer?

Welke grafiek stijgt steeds met dezelfde snelheid?

Sleep de formule naar de lijn die erbij hoort

y=x

y=getal

x=getal

y=-x

Schuif de formules naar de juiste plek. 

Periodiek verband

Evenredig verband

Omgekeerd evenredig verband

Kwadratisch verband

Horizontale verband

Wortelverband

Lineair verband

Exponentieel verband

Machtsverband

Verticale verband

Schuif de grafieken naar de juiste plek. 

Periodiek verband

Evenredig verband

Omgekeerd evenredig verband

Kwadratisch verband

Horizontale verband

Wortelverband

Lineair verband

Exponentieel verband

Machtsverband

Verticale verband

Lesdoelen

• Je leert wat gelijkwaardig formules zijn. 
• Je leert hoe je gelijkwaardige formules te controleren door terug te rekenen. 

 

Uit hoeveel woorden bestaat het tweede lesdoel?

1. 10
2. 12
3. 13
4. 15

Uitleg theorie

Wat heb je geleerd van dit filmpje?

Neem het voorbeeld over in je schrift.

Foto hier uploaden.

Je kan het!

Enkele oefeningen...

Zijn H=200/a en a = 200/H gelijkwaardig?

1. nee
2. ja
3. soms
4. kan niet

Welke formule's zijn gelijkwaardig aan de formule hiernaast

1. 
2. 
3. 
4. 

Hoe kom je er achter of 2 formules gelijkwaardig zijn?

1. Je kijkt of er dezelfde getallen in de formule staan. Als alle getallen hetzelfde zijn, dan zijn de formules gelijkwaardig.
2. Je zet alle variabelen links en de getallen rechts. Zijn de formules hetzelfde, dan zijn ze gelijkwaardig.
3. Je vult een getal bij de ene formule in. De uitkomst vul je bij de andere formule in. Als daar het originele getal als uitkomst komt, zijn de formules gelijkwaardig. Je controleert dit met 2 verschillende getallen.
4. Je deelt eerst alle getallen door 15. Daarna draai je de cijfers om. Je verwisselt de variabelen met elkaar. Als het antwoord 10 is, dan zijn de formules gelijkwaardig.

Welke formules zijn gelijkwaardig? Vul allebei de antwoorden in.

1. bedrag=5+0,5t
2. t=15⋅0,5⋅bedrag
3. bedrag=​0,5​​(t−15)​​
4. t=​0,5​​(bedrag−5)​​

Welke formule is gelijkwaardig aan deze formule?

k=800−3t

1. t=​−3​​(k−800)​​
2. t=800k−3
3. t=​800​​(−3k)​​
4. k=300t−8

Zijn de formules gelijkwaardig?

1. ja
2. nee

Zijn de volgende formules gelijkwaardig?

bedrag=13+0,7a

a=​0,7​​(bedrag−2)​​

1. Ja
2. Nee
3. Dit weet ik niet
4. Dit kun je niet weten

Huiswerk

Maken:

De test opgave op bladzijde 221 en de opgaven 42 t/m 45

SUCCES

Nakijken

Je gaat eerst het huiswerk van de deze (of vorige) les nakijken. 

1. Gebruik hiervoor een andere kleur pen. 

2. Zet een krulletje of vinkje bij de opgave die goed zijn. 

3. Verbeter je antwoorden.

Wat heb je geleerd van deze les?

Wat vind je nog moeilijk aan deze les?

Tot ziens iedereen