Redemittel: Hoe oud ben jij en waar woon jij?
Wie alt bist du? = Hou oud ben jij?
Ich bin … Jahre alt = Ik ben ... jaar oud.
Mein Alter ist … = Mijn leeftijd is ...
Wo wohnst du? = Waar woon jij?
Ich wohne in … = Ik woon in …
Ich komme aus … = Ik kom uit …