Landstede Groep

4e klas Lineaire formules

 Hoofdstuk 2 Formules en grafieken
1 / 39
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3,4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

 Hoofdstuk 2 Formules en grafieken

Slide 1 - Slide

Formules en grafieken

 * We gaan eerst je voorkennis testen
* Je moet een formule bij een tabel kunnen maken => regelmaat ontdekken
*Je moet een formule bij een grafiek kunnen maken => richtingscoëfficiënt berekenen

Slide 2 - Slide

Is deze grafiek lineair of niet?
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quiz

Welk soort grafiek hoort er bij een lineaire formule?
A
Vloeiende kromme / hyperbool
B
Rechte lijn
C
Periodieke grafiek
D
Parabool

Slide 4 - Quiz

Wat voor soort grafiek is dit?
A
Lineaire grafiek
B
Vloeiende kromme / hyperbool
C
Periodieke grafiek

Slide 5 - Quiz

Welke grafiek hoort bij een periodieke grafiek?
A
plaatje 1
B
plaatje 2
C
plaatje 3
D
plaatje 4

Slide 6 - Quiz

Wat zijn variabelen in een formule
A
getallen
B
woorden en/of letters
C
letters en getallen

Slide 7 - Quiz

Variabelen in een woordformule
In de woordformule     
   huurprijs in euro = 15 + 5 x tijd in dagen
zijn de woorden de variabelen



Slide 8 - Slide

Woordformule omzetten in formule met letters
woordformule        huurprijs in euro = 15 + 5 x tijd in dagen
wordt
h = 15 + 5t  
h: huurpijs in euro
t: tijd in dagen 
=> vermeld onder de formule wat de eenheid is en het x teken tussen 5 en t mag je weglaten

Slide 9 - Slide

Welke variabelen zitten er in de formule:

Kosten in euro = 34 + 6,75 x aantal in uren
A
34 en 6,75
B
kosten in euro en aantal in uren
C
6,75
D
aantal in uren

Slide 10 - Quiz

Wat zijn de variabelen in deze formule H = 5 + 3t
A
H en t
B
5 en 3
C
3t
D
H

Slide 11 - Quiz

afstand in km = 10 + 6t
Wat is de afstand als t = 0
A
10
B
16
C
6
D
0

Slide 12 - Quiz

Maak van deze woordformule een letterformule.
winst in euro = 5 + 3 x aantal dagen
A
w = 5 + 3a
B
w = 5 + 3 x aantal
C
winst in euro = 5 + 3t
D
w = 5 + 3t

Slide 13 - Quiz

timer
1:00

Slide 14 - Slide

Welk getal in de formule is het stijggetal/r.c/?
Hoeveelheid = 35 + 5 x aantal minuten
A
35
B
5
C
Hoeveelheid
D
aantal minuten

Slide 15 - Quiz

Is de grafiek die bij de formule hoort stijgend of dalend?
Aantal flesjes = 40 - 6 x aantal weken
A
Stijgend
B
Geen van beide
C
Dalend
D
Ik kan het niet aflezen in de formule

Slide 16 - Quiz

Wat is een richtingscoëfficiënt (ook wel r.c.)?
A
stijggetal
B
daalgetal
C
stijg- of daalgetal

Slide 17 - Quiz

Wat is de r.c. van de volgende formule:


K = 3,12 - 54a
A
-3,12
B
54
C
-54
D
3,12

Slide 18 - Quiz

Wat is het begingetal van de volgende formule?


K = 3,12 - 54a
A
-3,12
B
54
C
-54
D
3,12

Slide 19 - Quiz

Wat is het begingetal van de volgende formule?


B = 8,5t
A
8,5
B
kun je niet weten
C
1
D
0

Slide 20 - Quiz

Geef van de formules aan of de bijbehorende grafiek een dalende of een stijgende lijn is. Sleep de formule naar het juiste vak.
Stijgende lijn
dalende lijn
b = -2a
b = a + 4
b = 25 + 2a
b = -6a + 12
b = 10 - 3a
b = 2a - 5

Slide 21 - Drag question

Formules maken bij een tabel

Je weet wat het begingetal van een regelmatige tabel is.
Je weet wat een richtingscoëfficiënt is.
 
Je kunt een lineaire formule maken bij een regelmatige tabel.

Slide 22 - Slide

Regelmaat in tabellen en formules maken
In de tabel hiernaast zit regelmaat, regelmatige toename.
  • Er komt elk uur 3,5 liter bij.
  • De r.c. is 3,5.
  • Er is een lineair verband.
  • Om een lineaire formule te maken, gebruik je:
    variabele onder in de tabel = begingetal + r.c. X variabele boven in de tabel
  • Wat is de letterformule bij bovenstaande tabel?
  • l = 3,5 + 3,5t
    l: inhoud in liter
    t: tijd in uren

t = tijd in uren        l = inhoud in liter

Slide 23 - Slide

Als er in een tabel geen regelmaat is, kan je dan een lineaire formule maken?
A
ja
B
nee

Slide 24 - Quiz

formules maken


Formule maken van een tabel met lineair verband:
  • Kijk welke variabelen er in de tabel staan. 
  • Onderste staat rechts van het = teken,
  • Bovenste staat aan de linkerkant van het = teken.
  • De richtingscoëfficiënt vind je door naar de regelmaat te kijken.
  • Het begingetal vind je door onder de 0 te kijken in de tabel.
  • Vergeet niet bij een letterformule de variabelen te verklaren.

Slide 25 - Slide

Hoe bereken of zie je de richtingscoëfficiënt in een tabel?
A
toename onder : toename boven
B
toename boven : toename onder

Slide 26 - Quiz

Wat is de
richtingscoëfficiënt?
A
60
B
40
C
20
D
Dat kan je niet weten!

Slide 27 - Quiz

Terugblik 
  • Zit er regelmaat in de tabel hiernaast?
  • Om dit beter te kunnen zien,
    gebruiken we de deling:
    Toename onder : toename boven
  • Elke keer hetzelfde antwoord? Ja, uitkomst is de r.c. (richtingscoëfficiënt)
    En spreken we van een lineair verband.
  • We maken de formule:
    variabele onder in de tabel = begingetal + r.c. x variabele boven in de tabel

Slide 28 - Slide

Formule bij een grafiek

Je gaat een formule maken van een lineair verband
De grafiek van een lineair verband is een rechte lijn



Slide 29 - Slide

Ik wil bij een grafiek een formule schrijven. Waarmee begint de formule?
A
variabele bij de horizontale as
B
variabele bij de verticale as
C
Begingetal
D
Stijg- of daalgetal

Slide 30 - Quiz

Lineaire formule
In een lineaire formule hebben we een begingetal (kan ook 0 zijn) en een richtingscoëfficiënt (afgekort r.c.). De r.c. wordt soms ook daalgetal of stijggetal genoemd.

Het begingetal is het vaste bedrag in de formule, 
de r.c. het getal voor de variabele.

Slide 31 - Slide

Maak van alle onderdelen en bestaande formule
variabele verticale as
Begingetal
r.c.
=
+
x
variabele horizontale as

Slide 32 - Drag question

Wat is het begingetal bij deze grafiek?
A
500
B
0
C
100
D
5

Slide 33 - Quiz

Wat is de richtingcoëfficiënt bij deze grafiek?
A
400
B
100
C
-100
D
-500

Slide 34 - Quiz

Welke formule past bij deze grafiek?
A
b = 25t - 75
B
b = 75 - 25t
C
b = 25 + 75t
D
b = 75 + 25t

Slide 35 - Quiz

Grafieken met dezelfde richtingscoëfficiënt zijn/hebben:
A
Snijdend
B
Evenwijdig
C
Hetzelfde beginpunt op de x-as
D
Hetzelfde beginpunt op de y-as

Slide 36 - Quiz

Maak de formule bij de grafiek.

Slide 37 - Open question

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide