This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesdoelen:
Je leert wanneer je een hoofdletter moet schrijven;
Je leert wanneer je een punt gebruikt;
Je leert wanneer je een uitroepteken gebruikt;
Je leert wanneer je een vraagteken gebruikt;
Je leert wanneer je aanhalingstekens gebruikt;
Je leert wanneer je een komma gebruikt;
Je leert wanneer je een dubbele punt gebruikt;
Een punt gebruik je onder andere bij gewone zinnen (een mededelende zin).
De winter begint op 21 december.
Het meisje rent door het bos.
Plaats na een vragende zin een vraagteken.
Doe jij de deur even open?
Wil je ook wat drinken?
Hoe laat ben je vandaag vrij?
Let op! Hij vroeg of ik op zijn feestje kwam. <- punt
Een uitroepteken gebruik je onder andere na een uitroepen na een bevel.
Te gek! We gaan op vakantie naar Thailand! (uitroep)
Houd nog toch eens een keertje je mond! (bevel)
Let op! (bevel)
Een komma gebruik je onder andere:
- tussen de delen van een opsomming
rode, gele, blauwe en groene legosteentjes
(Let op en en of; daar plaats je geen komma)
- als je een pauze hoort:
Hé, let eens op!
Benthe, ga je mee?
Echt moeilijk, joh.
Heb je de lesdoelen behaald?
Je leert wanneer je een hoofdletter moet schrijven;
Je leert wanneer je een punt gebruikt;
Je leert wanneer je een uitroepteken gebruikt;
Je leert wanneer je een vraagteken gebruikt;
Je leert wanneer je een komma gebruikt;
Je leert wanneer je een dubbele punt gebruikt;
Je leert wanneer je aanhalingstekens gebruikt.