What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Landstede Groep
‹
Return to search
Unit 1 England the North West (30 August)
Unit 1.2
England the North West
1 / 16
next
Slide 1:
Slide
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
This lesson contains
16 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Unit 1.2
England the North West
Slide 1 - Slide
HOMEWORK
TOPIC
27-09
Test Words Unit 1 (o/v/g)
11-10
Test grammar + expressions Unit 1 (3 x)
Slide 2 - Slide
Today:
Welcome & lesson goals (5 minutes)
Grammar: present perfect vs present continuous (15 minutes)
TASK (15 minutes)
Homework (10 minutes)
End of lesson (5 minutes)
Slide 3 - Slide
Lesson goals
Students know:
The difference between present perfect and present perfect continuous and when to use each tense in a sentence.
Slide 4 - Slide
Let's go back in time...
Slide 5 - Slide
Present perfect
Slide 6 - Mind map
How is the present perfect made?
Regular verb:
have/has + voltooid deelwoord (werkwoord + -ed)
Irregular verb:
have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)
Slide 7 - Slide
And how is the present perfect
continuous
made?
Slide 8 - Slide
Exercise 5 a, page 11 (in pairs)
Slide 9 - Slide
Grammar box complete (5a)
I/you/we/they:
have/has
+
been
+ hele werkwoord +
- ing
he/she/it:
have/has
+
been
+ hele werkwoord +
- ing
Slide 10 - Slide
Exercise 5 b, page 11
Slide 11 - Slide
Exercise 5 b, page 11 (in pairs)
has been living
have been complaining
have you been working
have not been sleeping
have been sitting
Slide 12 - Slide
present perfect
vs
present perfect
continuous
...
Present perfect:
geen nadruk
op tijdsduur
(in het verleden begonnen en duren nog steeds voort)
eenmalige
gebeurtenis
(
nadruk ligt op het resultaat van iets dat in het verleden is gebeurd)
in het verleden gebeurd (wanneer is niet belangrijk/duidelijk)
zojuist of kortgeleden gebeurd
Present perfect
continuous:
nadruk
op tijdsduur
(in het verleden begonnen en duren nog steeds voort)
dingen gebeuren langere tijd,
komen vaker voor of zijn een gewoonte
.
(nadruk ligt op het resultaat van iets dat in het verleden is gebeurd)
Slide 13 - Slide
TASK
Paragraph 1.1
Exercises in pairs (online): 6, 7, 9
Finished? Start with your homework and answer the evaluation questions in this lessonup.
Slide 14 - Slide
What have you learned today?
Slide 15 - Poll
What do you think of today's lesson?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 16 - Poll