Landstede Groep

Wiederholung Stoff bis jetzt

Wat weet je al?
1 / 32
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wat weet je al?

Slide 1 - Slide

"Ich"
Het persoonlijk voornaamwoord ENKELVOUD
Vul aan: ich, du, ...
A
er/es
B
sie/es
C
er/sie/es
D
er/Sie/es

Slide 2 - Quiz

Snelle herhaling: haben und sein

Slide 3 - Slide

Das Verb "sein"

Hoe zeg je "jullie zijn"?
A
ihr seit
B
ihr sind
C
wir sind
D
ihr seid

Slide 4 - Quiz

wir (sein )
A
seien
B
sind
C
sein
D
bist

Slide 5 - Quiz

Du (sein)
A
ist
B
sein
C
bin
D
bist

Slide 6 - Quiz

Du______ein Schüler.(sein)

Slide 7 - Open question

Hoe spreek je de letter "u" uit in het Duits?

Slide 8 - Open question

Vertaal:
Waar kom je vandaan?

Slide 9 - Open question

Vertaal:
Ik kom uit Nederland.

Slide 10 - Open question

"Wir"
"u heeft" vertaal je als ...
A
sie haben
B
Sie haben
C
sie hat
D
sie habt

Slide 11 - Quiz

Welk lidwoord (der, die, das) hoort bij het persoonlijk voornaamwoord "es"?

Slide 12 - Open question

Welk lidwoord (der, die, das) gebruik je ook voor meervoud (mv)?

Slide 13 - Open question

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 14 - Drag question

Hoe noemen we deze letter? "ß"
A
Ringel-S
B
Umlaut
C
S
D
Een "B"

Slide 15 - Quiz

Vul zoveel mogelijk familieleden
(vader, moeder, broer etc.)
in het Duits in!

Slide 16 - Mind map

Wat is anders dan in het Nederlands en schrijf je in het Duits ALTIJD met een hoofdletter?
A
begin van een zin
B
steden/landen
C
namen
D
zelfstandig naamwoord

Slide 17 - Quiz

Hoe schrijf je "zeventien/17" in het Duits?

Slide 18 - Open question

Vertaal:
Dat is mijn broer.

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Slide

Welk lidwoord (der, die, das) hoort bij welk geslacht?
A
m = der, v = die, o = das
B
m = das, v = der, o = die
C
m= die, v = das, o = der
D
m = das, v = die, o = der

Slide 21 - Quiz

Kurz zur Wiederholung...

Slide 22 - Slide

... Haus
A
der
B
die
C
das

Slide 23 - Quiz

... Freund
A
der
B
die
C
das

Slide 24 - Quiz

... Mädchen
A
der
B
die
C
das

Slide 25 - Quiz

... Junge
A
der
B
die
C
das

Slide 26 - Quiz

... Lehrerin
A
der
B
die
C
das

Slide 27 - Quiz

Tier
A
der
B
die
C
das

Slide 28 - Quiz

In 95% van de gevallen vertaal je
"het" met het Duitse lidwoord...

Slide 29 - Open question

Als een Duits woord eindigt op een
"e", dan is het lidwoord meestal...

Slide 30 - Open question

ich
du 
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
spielst
spielen
spielen
spiele
spielt
spielt 

Slide 31 - Drag question

Das war es für heute!!!

Slide 32 - Slide