What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Landstede Groep
‹
Return to search
pH, pOH en molariteit les 2
zuren, basen pH, pOH
LPM SK 5H / 5V
uitleg en opgaven bij pH en pOH sommetjes
gebruik je rekenmachine met log-functie
1 / 24
next
Slide 1:
Slide
Scheikunde
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 5
This lesson contains
24 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
zuren, basen pH, pOH
LPM SK 5H / 5V
uitleg en opgaven bij pH en pOH sommetjes
gebruik je rekenmachine met log-functie
Slide 1 - Slide
een zuur is een deeltje dat ...
A
H+ opneemt
B
H+ wordt
C
H+ afstaat
D
OH- opneemt
Slide 2 - Quiz
een base reageert met een zuur door...
A
OH- te worden
B
OH- op te nemen
C
H2O te worden
D
H+ op te nemen
Slide 3 - Quiz
de pH...
A
is hoog in een zure oplossing
B
is hoog in een basische oplossing
C
is <7 in een zure oplossing
D
is >7 bij een zure oplossing
Slide 4 - Quiz
Als een zuur reageert met water (H
2
O), dan ontstaan... (geef het beste antwoord)
A
onder andere H+
B
H+ en een zuurrest-ion
C
onder andere OH-
D
OH- en een zuurrest-ion
Slide 5 - Quiz
de pH geeft op een wiskundige manier aan...
A
wat de concentratie zuur is in mol/L
B
wat de concentratie base is in mol/L
C
wat de concentratie OH- is in mol/L
D
wat de concentratie H+ is in mol/L
Slide 6 - Quiz
Je hebt een oplossing met een pH van 4,4. Je verdunt de oplossing 10 keer. De pH wordt hierdoor...
A
lager
B
hoger
C
zuurder
D
zwakker
Slide 7 - Quiz
verdunnen van een zure oplossing
Als je een zure oplossing verdunt,
wordt de oplossing MINDER zuur.
De pH zal hierdoor neutraler worden, dus meer richting de 7.
De pH wordt dus hoger.
Slide 8 - Slide
een oplossing met een [H+] van 0,024 M heeft een pH van...
A
1,62
B
-1,62
C
1,6
D
-1,6
Slide 9 - Quiz
een oplossing met een pH van 4,56 heeft een [H+] concentratie van ...
hint
weet je de pH? Dan kun je met "H3O+ = 10^-pH" de H3O+ concentratie in mol/L uitrekenen.
A
2
.
7
5
⋅
1
0
−
4
B
3
,
6
3
⋅
1
0
4
C
2
,
7
5
⋅
1
0
−
5
D
3
,
6
3
⋅
1
0
3
Slide 10 - Quiz
de pOH van een oplossing is 9,2. Deze oplossing is zuur, omdat...
A
fout, hij is basisch!
B
de pH = 14-9,2 = 4,8 en dat is zuur
C
de pH = 14/9,2 = 1,5 en dat is zuur
D
De pOH zegt niets over de pH
Slide 11 - Quiz
pH + pOH = 14
de pH zegt iets over de H
3
O
+
concentratie
de pOH zegt iets over de OH
-
concentratie
Bij pH = 7 is de pOH ook 7! Samen zijn ze altijd 14.
Slide 12 - Slide
wat kun waarmee je berekenen?
zure oplossing,
pH<7
basische oplossing, pH>7
bevat H
+
bevat OH
-
pH = - log [H
+
]
pOH = - log [OH
-
]
[H
+
] = 10
-pH
[OH
-
] = 10
-pOH
pH + pOH = 14
tip
weet je de concentratie H3O+ in mol/L? Dan kun je de pH berekenen
want pH = -log [H3O+]
tip
weet je de pH? Dan kun je de concentratie H3O+ in mol/L berekenen
want 10^-pH = [H3O+]
tip
weet je de concentratie OH- in mol/L? Dan kun je de pOH berekenen
want pOH = -log [OH-]
tip
weet je de pOH? Dan kun je de concentratie OH- in mol/L berekenen
want 10^-pOH = [OH-]
handig!
je kunt via de pH en de pOH altijd schakelen tussen de gegevens van een zure en een basische oplossing. Omdat pH + pOH = 14.
Dus weet je de OH-? dan kun je via de OH- --> pOH --> pH de pH berekenen.
Slide 13 - Slide
bijvoorbeeld
een oplossing bevat 0,10 mol/L OH
-
, wat is de pH?
je hebt de [OH
-
] concentratie in mol/L
Daarmee reken je de pOH uit (-log 0,10=1,00)
je wil de pH weten
reken de pH uit met 14-pOH = pH
Het antwoord is: 14,00 - 1,00 = 13,00
Slide 14 - Slide
opgaven
bij de volgende opgaven moet je
zelf
rekenen, met kladpapier en een rekenmachine. Doe dat, anders heeft het geen zin.
Als je maar wat gokt, leer je er niets van.
Slide 15 - Slide
In een oplossing van 250 mL zit 0,020 mol KOH. Wat is de pH?
A
pH = - log (0,020/0,250) = 1,10
B
pOH = - log (0,020/0,250) = 1,10
C
pOH=-log (0,020/0,250) = 1,10 pH = 14,00 - 1,10 = 12,90
D
geen van de antwoorden klopt
Slide 16 - Quiz
uitgelegd
: In een oplossing van 250 mL zit 0,020 mol KOH. Wat is de pH?
KOH is een zout en lost goed op: KOH --> K
+
+ OH
-
molverhouding is 1 : 1 : 1
De KOH en dus ook de OH- concentratie is 0.020 mol/0,250 L
Omrekenen naar mol/L; dus [OH-] is 0,020/0,250 = 0,080 mol/L
Met OH
-
in mol/L kun je nu de pOH uitrekenen:
pOH = - log (0,080) = 1,10
Je wil echter de pH weten, en de pH = 14,00 - 1,10 = 12,90
Binas45A
In Binas45A staat de oplosbaarheid van veel zouten
ook de ladingen van veel ionen staan hier
Slide 17 - Slide
Wat is de pH van een oplossing
met 5.2*10
-3
mol/L opgelost Ba(OH)
2
?
A
pH = -log (5.2*10-3) = 2,28
B
pH = -log (2x5.2*10-3) = 1,98
C
pH =14 - 1,98 = 12,02
D
pH = 14 - 5,2 = 8,8
Slide 18 - Quiz
uitgelegd
: Wat is de pH van een oplossing
met 5.2*10
-3
mol/L opgelost Ba(OH)
2
?
Ba(OH)
2
is een zout en lost goed op: Ba(OH)
2
--> Ba
2+
+ 2 OH
-
molverhouding is 1 : 1 : 2
De Ba(OH)
2
concentratie 5.2*10
-3
mol/L
Ba(OH)
2
: OH- = 1:2 ; dus de [OH-] is 2 x 5.2*10
-3
mol/L = 10,4*10
-3
M
Met OH
-
in mol/L kun je nu de pOH uitrekenen:
pOH = - log (10,4*10
-3
) = 1,98
Je wil echter de pH weten, en de pH = 14,00 - 1,98 = 12,02
Slide 19 - Slide
Je lost 0,0094 mol HNO
3
op in 200 mL water.
Er ontstaat NO
3
- en H+. Wat is de pH?
A
1,33
B
1,62
C
2,03
D
2,73
Slide 20 - Quiz
uitgelegd
: Je lost 0,0094 mol HNO
3
op in 200 mL water.
Er ontstaat NO
3
- en H
3
O+. Wat is de pH?
HNO
3
is een sterk zuur en splitst alle H+ af: HNO
3
+ H
2
O --> NO
3
-
+H
3
O
+
molverhouding is 1 : 1 : 1 : 1
De HNO
3
concentratie 0,0094 mol/200 mL, dit moet je omrekenen naar mol per 1 Liter, dus 0,0094/0,200 = 0,047 mol/L
HNO
3
: H
3
O
+
= 1:1 ; dus de [H
3
O+] is ook 0,047 mol/L
Met H
3
O+ in mol/L kun je nu de pH uitrekenen:
pH = - log (0,047) = 1,33
Slide 21 - Slide
conclusies/tips
Is de stof in de opgave een zuur of een base (binas 49)?
Staat de stof H
+
af of neemt het H
+
op (en hoeveel)?
Komt er H
3
O+ of OH
-
in de oplossing? (binas 49 of 45A)
Kun je nu [H
3
O
+
] of [OH
-
] uitrekenen? (Let op! altijd in mol/L)
Kun je de pH of de pOH uitrekenen?
Is de pH of pOH gegeven? Dan kun je [H
3
O+] of [OH
-
] uitrekenen.
Wat was gevraagd? Kun je dat berekenen via pH + pOH = 14?
Slide 22 - Slide
feedback: deze opgaven hebben me ...
A
helemaal niet geholpen
B
een beetje geholpen
C
heel goed geholpen
D
ik had ze niet nodig, snap het al prima
Slide 23 - Quiz
heb je nog tips of vragen?
Slide 24 - Open question