This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Hoofdstuk 4: Steden en Staten
Paragraaf 4.4
Slide 1 - Slide
Geschiedenis Thuis/op school
Alle lessen in LessonUp kun je later terugkijken als je inlogt in de klas.
Opdrachten maken doe je in je online werkboek. Lukt dit niet, stuur je een berichtje.
In de groep in Teams staan de Powerpoint presentaties.
Slide 2 - Slide
Tijd van Steden en Staten (1000-1500)
In het wit zie je een stadspoort. Ging je in de Middeleeuwen een stad binnen, dan moest je door de stadspoort. In veel steden werd een hoge en prachtig versierde kerk gebouwd. Op de achtergrond zie je de binnenkant van zo’n kerk.
Slide 3 - Slide
Geschiedenis
Dit hoofdstuk
Hoofdstuk 4: Steden en staten In dit hoofdstuk behandelen we drie paragrafen
4.1 Woonplaats en werkplaats
4.2 Zelfstandige burgers
4.4 De macht van vorsten
SO 4.1, 4.2
PW Middeleeuwen* H3 en H4, voor leerstof zie Teams
Slide 4 - Slide
Geschiedenis
Leerdoelen
4.4 De Macht van Vorsten In deze paragraaf leer je;
hoe Engelse, Franse en Bourgondische vorsten (koningen) machtiger werden.
hoe vorsten samenwerkten met de drie standen.
hoe Duitse koningen minder machtig bleven.
Slide 5 - Slide
Geschiedenis
Terugblik
4.2 Zelfstandige Burgers
Je krijgt een aantal herhalingsvragen over de vorige les (vorige paragraaf).
Hierin kun laten zien dat je de lesstof tot nu toe begrepen hebt en beheerst.
Slide 6 - Slide
Noem 1 voorbeeld van stadsrechten
Slide 7 - Open question
Geschiedenis
Herhaling 4.2
Stadsrechten
Door vrijheden te kopen kregen marktplaatsen/dorpen stadsrechten
Deze kregen ze van vorsten of hoge edelen
Met deze rechten werd een dorp een stad
Steden mochten vanaf dat moment:
Hun eigen stadsbestuur vormen
Zelf zorgen voor hun rechtspraak
Een stadsmuur bouwen
Eigen belasting heffen (laten betalen) - Tol
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Wat valt je op? Waar ontstaan de eerste steden?
Slide 10 - Open question
Met welk stadsrecht heeft deze foto te maken?
Slide 11 - Open question
Het tijdvak 'Steden & Staten' kende een...
A
landbouwsamenleving
B
landbouw-stedelijke samenleving
Slide 12 - Quiz
De middelen van bestaan waren dus..
A
Handel en nijverheid
B
Akkerbouw en veeteelt
Slide 13 - Quiz
Geschiedenis
Uitleg 4.4
Drie Vorsten
Vorst of Vorsten is een ander woord voor;
Koning of Koningen
Frankrijk: Koning Lodewijk IX
Slide 14 - Slide
Geschiedenis
Uitleg 4.4
Drie Vorsten
De koningen werden steeds machtiger en rijker. Dit had te maken met de opkomst van steden;
Verkochten stadsrechten
Verdienden veel geld aan belastingen
Koninklijk paleis in Parijs (geschilderd rond 1412)
Slide 15 - Slide
Wat wilden de steden terug voor de hulp aan de koning?
A
Geld
B
Stadsrechten
C
Grond
D
Voedsel
Slide 16 - Quiz
Geschiedenis
Uitleg 4.4
Drie Vorsten
Dit geld gaf de Franse vorst uit aan;
Ambtenaren =
Mensen in dienst van de koning die helpen bij het besturen
Een eigen leger=
Vanaf 1337 verovert Engeland grote delen van Frankrijk ->
Slag bij Maupertuis, 1356 (geschilderd omstreeks 1475)
Slide 17 - Slide
Geschiedenis
Uitleg 4.4
Drie Vorsten
Vanaf 1453 is Engeland verdreven uit heel Frankrijk.
Zowel de Franse als de Engelse koningen gingen hun land meer als één staat besturen
Staatsvorming
Slag bij Maupertuis, 1356 (geschilderd omstreeks 1475)
Slide 18 - Slide
Geschiedenis
Uitleg 4.4
Staatsvorming
De koningen maakten wetten voor het hele land
Deze landelijke wetten werden belangrijker dan lokale wetten
Bijvoorbeeld: De wetten die gelden voor Frankrijk zijn belangrijker dan de weten in Parijs
Slide 19 - Slide
Geschiedenis
Uitleg 4.4
Staatsvorming
De koningen maakten van hun land één staat met één bestuur
Dit noemen we staatsvorming
Slide 20 - Slide
Filmpje
Centraal geregeld
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Video
Geschiedenis
Uitleg 4.4
Centralisatie
Net als bij 112 wilden koningen alles centraal gaan regelen;
Met geld van steden kon hij soldaten en ambtenaren regelen
Met hen bestuurde hij het land vanuit de hoofdstad
Dit besturen vanuit één centrale plek is centralisatie
Slide 23 - Slide
Centralisatie
Slide 24 - Slide
Wat bedoelen we met staatsvorming?
A
als een land wordt bestuurd door een vorst
B
als een land steeds meer vanuit één plek wordt bestuurd
C
als een land steeds meer als eenheid wordt bestuurd