Landstede Groep

13.2 Reacties op hormonen ll

13.2 Reacties op hormonen
Hoofdstuk 12 Hormonen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

13.2 Reacties op hormonen
Hoofdstuk 12 Hormonen

Slide 1 - Slide

Opdracht 12 (leerdoelen 1 en 2)
Casus Fyto-oestrogenen
Honderden planten, zoals citrusvruchten, peterselie, broccoli, cacaoplanten en sla, maken fyto-oestrogenen, plantenstoffen die op oestrogenen lijken en ook op de receptoren van oestrogenen gaan zitten. De planten gebruiken deze stoffen in hun afweer tegen belagers.

Slide 2 - Slide

12a Licht toe dat fyto-oestrogenen de groei van de populatie herbivore zoogdieren remmen.

Slide 3 - Open question

Opdracht 12 (leerdoelen 1 en 2)
Casus Fyto-oestrogenen
Honderden planten, zoals citrusvruchten, peterselie, broccoli, cacaoplanten en sla, maken fyto-oestrogenen, plantenstoffen die op oestrogenen lijken en ook op de receptoren van oestrogenen gaan zitten. De planten gebruiken deze stoffen in hun afweer tegen belagers.

Slide 4 - Slide

12b Licht toe dat het eten van planten met fyto-oestrogenen vrouwen kan helpen bij hun klachten na de overgang.

Slide 5 - Open question

Deze lessonup:
- De werking van GH en ACTH 
- Drie typen hormonen: Steroïd, tyrosine en peptide
- Opdrachten 13.2

Slide 6 - Slide

Hormonen

Vaak stapsgewijze invloed van hormonen.

Hypothalamus, hypofyse, hormoonklier,
Doelwit organen

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

hypothalamus
GHRH = groeihormoon releasing hormoon

GH = groeihormoon

werkt direct en indirect met IGF (insuline-like growth factor)
voorbeeld

Slide 9 - Slide

nog een hormoon gemaakt in de nier
EPO
erytropoëtine

lage O2 concentratie => EPO productie omhoog => meer rode bloedcellen gemaakt in beenmerg
soms maar 1 stap

Slide 10 - Slide

Steroïdhormonen
Steroïdhormonen zijn hydrofoob en bewegen makkelijk langs het celmembraan van fosfolipiden.
 
In het grondplasma van de cel vormt het hormoon met een eiwitreceptor een hormoon-receptor-complex. 

Slide 11 - Slide

Steroïdhormonen
Dit complex activeert het DNA. 

D.m.v. transcriptie en translatie wordt een nieuw eiwit gevormd (= reactie), bijv. een enzym. 

Slide 12 - Slide

Tyrosinehormonen
Hormonen gemaakt van het aminozuur tyrosine, zijn ook hydrofoob. 

Bereiken doelwitcellen op twee manieren: 
- net als steroïdhormonen d.m.v. binding aan een eiwitreceptor in het grondplasma (geldt bijv. voor thyroxine)
- net als peptidehormonen d.m.v. binding aan receptoren in het celmembraan (geldt voor adrenaline)

Slide 13 - Slide

Peptidehormonen
Hormonen (primaire boodschappers) die de het celmembraan niet makkelijk passeren, binden aan eigen receptoren op de celmembraan. 

Slide 14 - Slide

Peptidehormonen
Receptoreiwit zorgt voor activiteit in het G-eiwit en van een enzym in het celmembraan. 
Hierdoor wordt een secundaire boodschapper (klein molecuul, bijv. cAMP) geactiveerd die voor een reactie in de cel zorgt. 

Slide 15 - Slide

BINAS 89B

Slide 16 - Slide

Signaalstoffen in weefsels
Binnen weefsels communiceren cellen met elkaar:
- Groeifactoren kunnen buurcellen tot deling aanzetten.
- Prostaglandines activeren buurcellen door te koppelen aan een membraanreceptor, wat leidt tot een secundaire boodschapper. 

Slide 17 - Slide

Hoe werken peptidehormonen?
A
Ze binden aan een receptor op het celmembraan met als gevolg een actie van de cel
B
Om binnen te komen en te binden aan een receptor in het cytoplasma, binden ze aan een transporteiwit
C
Ze binden dan aan een receptor in het cytoplasma. Het gevormde complex heeft effect op het DNA.
D
Ze stimuleren de hypothalamus tot afgifte van neurohormonen.

Slide 18 - Quiz

Hoe werken steroidhormonen?
A
Ze binden aan een receptor op het celmembraan met als gevolg een actie van de cel
B
Ze werken als hulpstoffen, die hun buurcellen tot actie prikkelen.
C
Ze binden dan aan een receptor in het cytoplasma. Het gevormde complex heeft effect op het DNA.
D
Ze stimuleren de hypothalamus tot afgifte van neurohormonen.

Slide 19 - Quiz

Hoe werken groeifactoren?
A
Ze binden aan een receptor op het celmembraan met als gevolg een actie van de cel
B
Ze werken als hulpstoffen, die hun buurcellen tot actie prikkelen.
C
Ze binden dan aan een receptor in het cytoplasma. Het gevormde complex heeft effect op het DNA.
D
Ze stimuleren de hypothalamus tot afgifte van neurohormonen.

Slide 20 - Quiz

Wat doen releasing hormonen (RH)?
A
Ze binden aan een receptor op het celmembraan met als gevolg een actie van de cel
B
Ze werken als hulpstoffen, die hun buurcellen tot actie prikkelen.
C
Ze stimuleren de adenohypofyse tot afgifte van hypofysehormonen
D
Ze stimuleren de hypothalamus tot afgifte van neurohormonen.

Slide 21 - Quiz

Welke stelling is onjuist?
A
Hormonen worden vervoerd via het bloed
B
Hormonen komen overal in het lichaam bij vrijwel elke cel
C
Alleen de cellen waar het hormoon voor bedoeld is reageert op het hormoon
D
Elke cel heeft receptoren waarmee hij verschillende hormonen kan ontvangen

Slide 22 - Quiz

Opdrachten
kernopdr 13.2 maken

Slide 23 - Slide