Landstede Groep

Pallas les 11

Les 11 - Wraak en medelijden
1 / 148
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 148 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Les 11 - Wraak en medelijden

Slide 1 - Slide

Programma deze les
  • Woorden T11A overhoren
  • Cultuuropdrachten bespreken
  • Uitleg thematische aoristus
  • Korte check
  • Aan de slag met PO en TO

Slide 2 - Slide

Woorden T11A

Slide 3 - Slide

τι (zonder accent!) (τινος) =
A
iets, enige
B
die, dat
C
waarom, wie
D
nooit

Slide 4 - Quiz

σοῦ, σου =
A
van mij, mijn
B
van jou, jouw
C
van hem, zijn
D
van haar, haar

Slide 5 - Quiz

τρέφω =
A
pakken, nemen
B
voeden, opvoeden
C
gaan, komen
D
rennen, sprinten

Slide 6 - Quiz

σύνειμι (+ dat.) =
A
naar beneden gaan
B
aanwezig zijn
C
samenzijn (met), omgaan met
D
afwezig zijn

Slide 7 - Quiz

ταῦτα =
A
dit, dat
B
daarom
C
hem, haar
D
ooit

Slide 8 - Quiz

τάχα
θάπτω
ἡ ψυχή
ἡ χθών (χθονός)

Slide 9 - Drag question

Achilles en Hektor

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide


Korte check!

Slide 19 - Slide

Uitgangen thematische aoristus (en impf)
ev
mv
1e
1e
2e
2e
3e
3e
ετε
ομεν
ον
ον
ε(ν)
ες

Slide 20 - Drag question

Een thematische aoristusvorm kan met en zonder augment voorkomen
A
waar
B
onwaar

Slide 21 - Quiz

Een thematische aoristus heeft geen gebiedende wijs
A
waar
B
onwaar

Slide 22 - Quiz

Een thematische aoristusstam heeft altijd meer lettergrepen dan een praesensstam
A
waar
B
onwaar

Slide 23 - Quiz

Een thematische aoristusvorm vertaal je hetzelfde als een sigmatische aoristusvorm
A
waar
B
onwaar

Slide 24 - Quiz

Vertaal:
ἤλθετε (ἔρχομαι = gaan)

Slide 25 - Open question

Vertaal:
ἔβαλον (βαλλω = gooien) (2x)

Slide 26 - Open question

Vertaal:
εἰπες (λεγω = zeggen)

Slide 27 - Open question

Vertaal:
εἶδομεν (ὁραω = zien)

Slide 28 - Open question

Jij nam
neem!
zij namen
wij nemen
te nemen
ἔλαβον 
ἔλαβες 
λαβεῖν
ἔλαβομεν
 λαβέ

Slide 29 - Drag question

ἀπέθανον
εἶπον
ἦλθον
εἶδον
ἔλαβον
ὁράω
ἀποθνῄσκω
λέγω
λαμβάνω
(ἔρχομαι)
ik pakte
ik zei
ik ging
ik zag
ik stierf

Slide 30 - Drag question

Imperfectum
Aoristus
ἐβαλομεν
ἐφευγεν
ἐλαμβανετε
ἐλαβες
ἐσχον
εἰπομεν
ἐλεγετε
ἐβαλλον
εἰδομεν

Slide 31 - Drag question

Aan de slag!
Maak groepjes en werk aan je PO

Huiswerk volgende week:
  • TO T11A opdr. AB
  • Priegel en vertaal T11A

Slide 32 - Slide

Programma deze les
  • Woorden T11A + GR aoristus overhoren
  • TO T11A opdr. AB bespreken
  • Kahoot aoristus (sigmatisch en thematisch)
  • Aan de slag met PO en T11A

Slide 33 - Slide

Woorden T11A

Slide 34 - Slide

τι (zonder accent!) (τινος) =
A
iets, enige
B
die, dat
C
waarom, wie
D
nooit

Slide 35 - Quiz

σοῦ, σου =
A
van mij, mijn
B
van jou, jouw
C
van hem, zijn
D
van haar, haar

Slide 36 - Quiz

τρέφω =
A
pakken, nemen
B
voeden, opvoeden
C
gaan, komen
D
rennen, sprinten

Slide 37 - Quiz

σύνειμι (+ dat.) =
A
naar beneden gaan
B
aanwezig zijn
C
samenzijn (met), omgaan met
D
afwezig zijn

Slide 38 - Quiz

ταῦτα =
A
dit, dat
B
daarom
C
hem, haar
D
ooit

Slide 39 - Quiz

τάχα
θάπτω
ἡ ψυχή
ἡ χθών (χθονός)

Slide 40 - Drag question

Zet in de goede volgorde  (sigmatische aoristus)
1e enkelvoud
2e enkelvoud
3e enkelvoud
1e meervoud
2e meervoud
3e meervoud
ἐλυσας 
ἐλυσαν
ἐλυσατε
ἐλυσα
ἐλυσε(ν)
ἐλυσαμεν

Slide 41 - Drag question

Uitgangen thematische aoristus (en impf)
ev
mv
1e
1e
2e
2e
3e
3e
ετε
ομεν
ον
ον
ε(ν)
ες

Slide 42 - Drag question

ἀπέθανον
εἶπον
ἦλθον
εἶδον
ἔλαβον
ὁράω
ἀποθνῄσκω
λέγω
λαμβάνω
(ἔρχομαι)
ik pakte
ik zei
ik ging
ik zag
ik stierf

Slide 43 - Drag question

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

https://create.kahoot.it/details/4a420c44-e6c6-4416-a684-2a5682fbcc4d

https://create.kahoot.it/details/0c208e11-189d-4ae7-8ec6-50d3c8b6fa01 

Slide 46 - Slide

Aan de slag!
Werk verder aan je PO

Huiswerk voor over 2 weken:
  • Priegel en vertaal T11A

Slide 47 - Slide

Programma deze les
  • Woorden les 11 + GR aoristus overhoren
  • T11A bespreken
  • Uitleg τίς en τις
  • Korte check
  • Aan de slag met PO en TO

Slide 48 - Slide

Woorden les 11

Slide 49 - Slide

τι (zonder accent!) (τινος) =
A
iets, enige
B
die, dat
C
waarom, wie
D
nooit

Slide 50 - Quiz

διαφθείρω =
A
doorvertellen
B
te gronde richten, vernietigen
C
overwinnen
D
doornemen, vertellen

Slide 51 - Quiz

σοῦ, σου =
A
van mij, mijn
B
van jou, jouw
C
van hem, zijn
D
van haar, haar

Slide 52 - Quiz

λυπέω =
A
kwellen, verdriet doen
B
zingen, dichten
C
gooien, werpen
D
leiden, brengen

Slide 53 - Quiz

τρέφω =
A
pakken, nemen
B
voeden, opvoeden
C
gaan, komen
D
rennen, sprinten

Slide 54 - Quiz

σύνειμι (+ dat.) =
A
naar beneden gaan
B
aanwezig zijn
C
samenzijn (met), omgaan met
D
afwezig zijn

Slide 55 - Quiz

ἤ =
A
en
B
dat
C
of
D
zoals

Slide 56 - Quiz

ταῦτα =
A
dit, dat
B
daarom
C
hem, haar
D
ooit

Slide 57 - Quiz

ὁ ἀδελφός =
A
zus
B
broer
C
tante
D
oom

Slide 58 - Quiz

τάχα
θάπτω
ἡ ψυχή
ἡ χθών (χθονός)

Slide 59 - Drag question

πρῶτος
τὸ ὄνομα (ὀνόματος)
ὁ φύλαξ (φύλακος)
τρέχω

Slide 60 - Drag question

Zet in de goede volgorde  (sigmatische aoristus)
1e enkelvoud
2e enkelvoud
3e enkelvoud
1e meervoud
2e meervoud
3e meervoud
ἐλυσας 
ἐλυσαν
ἐλυσατε
ἐλυσα
ἐλυσε(ν)
ἐλυσαμεν

Slide 61 - Drag question

Uitgangen thematische aoristus (en impf)
ev
mv
1e
1e
2e
2e
3e
3e
ετε
ομεν
ον
ον
ε(ν)
ες

Slide 62 - Drag question

Een thematische aoristusvorm kan met en zonder augment voorkomen
A
waar
B
onwaar

Slide 63 - Quiz

Een thematische aoristus heeft geen gebiedende wijs
A
waar
B
onwaar

Slide 64 - Quiz

Een thematische aoristusstam heeft altijd meer lettergrepen dan een praesensstam
A
waar
B
onwaar

Slide 65 - Quiz

Een thematische aoristusvorm vertaal je hetzelfde als een sigmatische aoristusvorm
A
waar
B
onwaar

Slide 66 - Quiz

Vertaal:
ἤλθετε (ἔρχομαι = gaan)

Slide 67 - Open question

Vertaal:
ἔβαλον (βαλλω = gooien) (2x)

Slide 68 - Open question

Vertaal:
εἰπες (λεγω = zeggen)

Slide 69 - Open question

Vertaal:
εἶδομεν (ὁραω = zien)

Slide 70 - Open question

Jij nam
neem!
zij namen
wij nemen
te nemen
ἔλαβον 
ἔλαβες 
λαβεῖν
ἔλαβομεν
 λαβέ

Slide 71 - Drag question

ἀπέθανον
εἶπον
ἦλθον
εἶδον
ἔλαβον
ὁράω
ἀποθνῄσκω
λέγω
λαμβάνω
(ἔρχομαι)
ik pakte
ik zei
ik ging
ik zag
ik stierf

Slide 72 - Drag question

ἔπεσον
ἤγαγον
ἔτεκον
ἔλιπον
τίκτω
ἔπεσον
ἄγω
λείπω
ik (ver)liet
ik bracht
ik baarde
ik viel

Slide 73 - Drag question

Imperfectum
Aoristus
ἐβαλομεν
ἐφευγεν
ἐλαμβανετε
ἐλαβες
ἐσχον
εἰπομεν
ἐλεγετε
ἐβαλλον
εἰδομεν

Slide 74 - Drag question

Slide 75 - Slide

Slide 76 - Slide

Slide 77 - Slide

Slide 78 - Slide

Slide 79 - Slide

Slide 80 - Slide

Slide 81 - Slide

Slide 82 - Slide

Slide 83 - Slide

Slide 84 - Slide

waarom?

Slide 85 - Slide


Korte check!

Slide 86 - Slide

Gebruik je τίς, τις, τί of τι?


WAT moet Achilles doen?
A
τίς
B
τις
C
τί
D
τι

Slide 87 - Quiz

Gebruik je τίς, τις, τί of τι?


WIE ziet Achilles in zijn droom?
A
τίς
B
τις
C
τί
D
τι

Slide 88 - Quiz

Gebruik je τίς, τις, τί of τι?


WAAROM verschijnt de schim aan Achilles?
A
τίς
B
τις
C
τί
D
τι

Slide 89 - Quiz

Gebruik je τίς, τις, τί of τι?


EEN OF ANDERE schim verschijnt aan Achilles.
A
τίς
B
τις
C
τί
D
τι

Slide 90 - Quiz

Gebruik je τίς, τις, τί of τι?


Achilles hoort plotseling iets.
A
τίς
B
τις
C
τί
D
τι

Slide 91 - Quiz

Wat vertaal je als “welke man”?
A
Τίς ἀνηρ
B
Τις ἀνηρ

Slide 92 - Quiz

τινα δουλον έν πολει κατελιπες.
welk gebruik?

A
bijvoeglijk
B
zelfstandig

Slide 93 - Quiz

Wie van de goden zijn vreselijk?
A
τίνες θεοι δεινοι εἰσι;
B
τίνες θεῶν δεινοι εἰσι;

Slide 94 - Quiz

τις (M/V)
nom. ev.
acc. ev.
nom. mv.
acc. mv.
dat. ev.
gen. ev.
gen. mv.
dat. mv.
τινα
τινες
τινας
τις
τινι
τινος
τινων
τισιν

Slide 95 - Drag question

τι (O)
nom. ev.
acc. ev.
nom. mv.
acc. mv.
dat. ev.
gen. ev.
gen. mv.
dat. mv.
τι
τινα
τινα
τι
τινι
τινος
τινων
τισιν

Slide 96 - Drag question

Wat is het verschil tussen τίς en τις?

Slide 97 - Open question

Aan de slag!
Werk verder aan je PO

Huiswerk volgende week:
  • Maak TO T11B opdr. ABC   Let bij opdr. C goed op het gebruik van tis!!

Slide 98 - Slide

Programma deze les
  • Woorden les 11 overhoren
  • TO T11B opdr. ABC bespreken
  • Aan de slag met PO, TO en T11B

Slide 99 - Slide

Woorden les 11

Slide 100 - Slide

τι (zonder accent!) (τινος) =
A
iets, enige
B
die, dat
C
waarom, wie
D
nooit

Slide 101 - Quiz

διαφθείρω =
A
doorvertellen
B
te gronde richten, vernietigen
C
overwinnen
D
doornemen, vertellen

Slide 102 - Quiz

σοῦ, σου =
A
van mij, mijn
B
van jou, jouw
C
van hem, zijn
D
van haar, haar

Slide 103 - Quiz

λυπέω =
A
kwellen, verdriet doen
B
zingen, dichten
C
gooien, werpen
D
leiden, brengen

Slide 104 - Quiz

τρέφω =
A
pakken, nemen
B
voeden, opvoeden
C
gaan, komen
D
rennen, sprinten

Slide 105 - Quiz

σύνειμι (+ dat.) =
A
naar beneden gaan
B
aanwezig zijn
C
samenzijn (met), omgaan met
D
afwezig zijn

Slide 106 - Quiz

ἤ =
A
en
B
dat
C
of
D
zoals

Slide 107 - Quiz

ταῦτα =
A
dit, dat
B
daarom
C
hem, haar
D
ooit

Slide 108 - Quiz

ὁ ἀδελφός =
A
zus
B
broer
C
tante
D
oom

Slide 109 - Quiz

τάχα
θάπτω
ἡ ψυχή
ἡ χθών (χθονός)

Slide 110 - Drag question

πρῶτος
τὸ ὄνομα (ὀνόματος)
ὁ φύλαξ (φύλακος)
τρέχω

Slide 111 - Drag question

Zet in de goede volgorde  (sigmatische aoristus)
1e enkelvoud
2e enkelvoud
3e enkelvoud
1e meervoud
2e meervoud
3e meervoud
ἐλυσας 
ἐλυσαν
ἐλυσατε
ἐλυσα
ἐλυσε(ν)
ἐλυσαμεν

Slide 112 - Drag question

Uitgangen thematische aoristus (en impf)
ev
mv
1e
1e
2e
2e
3e
3e
ετε
ομεν
ον
ον
ε(ν)
ες

Slide 113 - Drag question

ἀπέθανον
εἶπον
ἦλθον
εἶδον
ἔλαβον
ὁράω
ἀποθνῄσκω
λέγω
λαμβάνω
(ἔρχομαι)
ik pakte
ik zei
ik ging
ik zag
ik stierf

Slide 114 - Drag question

ἔπεσον
ἤγαγον
ἔτεκον
ἔλιπον
τίκτω
ἔπεσον
ἄγω
λείπω
ik (ver)liet
ik bracht
ik baarde
ik viel

Slide 115 - Drag question

τις (M/V)
nom. ev.
acc. ev.
nom. mv.
acc. mv.
dat. ev.
gen. ev.
gen. mv.
dat. mv.
τινα
τινες
τινας
τις
τινι
τινος
τινων
τισιν

Slide 116 - Drag question

τι (O)
nom. ev.
acc. ev.
nom. mv.
acc. mv.
dat. ev.
gen. ev.
gen. mv.
dat. mv.
τι
τινα
τινα
τι
τινι
τινος
τινων
τισιν

Slide 117 - Drag question

Slide 118 - Slide

Slide 119 - Slide

Slide 120 - Slide

Aan de slag!
Werk verder aan je PO => deadline = vrijdag 12 mei

Huiswerk volgende week:
  • Maak TO T11B opdr. D no. 1, 5, 6 => Let bij goed op het gebruik van tis!!
  • Priegel en vertaal T11B

Slide 121 - Slide

Programma deze les
  • Woorden les 11 + thematische aoristus overhoren
  • T11B + GR T11B bespreken
  • Oefenproefwerk les 11 maken en bespreken
  • Woorden les 4 en 11 leren / PO afmaken

Slide 122 - Slide

Woorden les 11

Slide 123 - Slide

τι (zonder accent!) (τινος) =
A
iets, enige
B
die, dat
C
waarom, wie
D
nooit

Slide 124 - Quiz

διαφθείρω =
A
doorvertellen
B
te gronde richten, vernietigen
C
overwinnen
D
doornemen, vertellen

Slide 125 - Quiz

σοῦ, σου =
A
van mij, mijn
B
van jou, jouw
C
van hem, zijn
D
van haar, haar

Slide 126 - Quiz

λυπέω =
A
kwellen, verdriet doen
B
zingen, dichten
C
gooien, werpen
D
leiden, brengen

Slide 127 - Quiz

τρέφω =
A
pakken, nemen
B
voeden, opvoeden
C
gaan, komen
D
rennen, sprinten

Slide 128 - Quiz

τις (zonder accent!) (τινος) ≠
A
iemand, iets
B
welke
C
een of ander(e)
D
enkele(n), sommige(n)

Slide 129 - Quiz

σύνειμι (+ dat.) =
A
naar beneden gaan
B
aanwezig zijn
C
samenzijn (met), omgaan met
D
afwezig zijn

Slide 130 - Quiz

ἤ =
A
en
B
dat
C
of
D
zoals

Slide 131 - Quiz

ταῦτα =
A
dit, dat
B
daarom
C
hem, haar
D
ooit

Slide 132 - Quiz

ἄρχω + gen. ≠
A
voorgaan, leiden
B
aannemen van
C
heersen over
D
beginnen met

Slide 133 - Quiz

ὁ ἀδελφός =
A
zus
B
broer
C
tante
D
oom

Slide 134 - Quiz

τάχα
θάπτω
ἡ ψυχή
ἡ χθών (χθονός)

Slide 135 - Drag question

πρῶτος
τὸ ὄνομα (ὀνόματος)
ὁ φύλαξ (φύλακος)
τρέχω

Slide 136 - Drag question

Zet in de goede volgorde  (sigmatische aoristus)
1e enkelvoud
2e enkelvoud
3e enkelvoud
1e meervoud
2e meervoud
3e meervoud
ἐλυσας 
ἐλυσαν
ἐλυσατε
ἐλυσα
ἐλυσε(ν)
ἐλυσαμεν

Slide 137 - Drag question

Uitgangen thematische aoristus (en impf)
ev
mv
1e
1e
2e
2e
3e
3e
ετε
ομεν
ον
ον
ε(ν)
ες

Slide 138 - Drag question

ἀπέθανον
εἶπον
ἦλθον
εἶδον
ἔλαβον
ὁράω
ἀποθνῄσκω
λέγω
λαμβάνω
(ἔρχομαι)
ik pakte
ik zei
ik ging
ik zag
ik stierf

Slide 139 - Drag question

ἔπεσον
ἤγαγον
ἔτεκον
ἔλιπον
τίκτω
ἔπεσον
ἄγω
λείπω
ik (ver)liet
ik bracht
ik baarde
ik viel

Slide 140 - Drag question

Slide 141 - Slide

Slide 142 - Slide

Slide 143 - Slide

Slide 144 - Slide

Slide 145 - Slide

Slide 146 - Slide

Slide 147 - Slide

Aan de slag!
  • Leer de woorden van les 4 en 11
  • Maak je PO af

Slide 148 - Slide