Landstede Groep

hst 9 §1 "oplossen en indampen van zouten"

hst 9.1 "oplossen en indampen van zouten"
1 / 36
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

hst 9.1 "oplossen en indampen van zouten"

Slide 1 - Slide

Leerdoelen

  • Je kunt de belangrijkste eigenschappen van zouten benoemen.
  • Je kunt een oplosbaarheidstabel begrijpen en aflezen.
  • je kunt benoemen bij welke ionen een zout altijd goed oplosbaar is.
  • Je kunt een oplosvergelijking en een indampvergelijking opstellen.

Slide 2 - Slide

welke soorten stoffen zijn er ook alweer?
A
Moleculaire, zouten, oplosbare stoffen.
B
Zuivere, moleculaire, mengsels, metalen.
C
Metalen, zouten, moleculaire stoffen.
D
Emulsie, suspensie en oplossing.

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Slide

Triviale namen

Slide 5 - Slide

De triviale namen van enkele zouten (Binas 42)

In je Binas tabel 42 staan triviale namen en wetenschappelijke namen van enkele scheikundige stoffen.

Triviale namen zijn namen die je thuis of in het dagelijkse leven gebruikt, die zijn scheikundig niet altijd correct, maar wel bij jullie bekend.

De wetenschappelijke naam zegt iets over de samenstelling van de stof (dus de formule), de triviale naam niet. Daarom is het handig om de wetenschappelijke naam te kennen.


Slide 6 - Slide

De triviale namen van enkele zouten (Binas 42)

Voorbeelden die vaak gebruikt worden:

Keukenzout = Natriumchloride = NaCl

Gips = Calcium sulfaat = CaSO4

Kalkwater = oplossing van calciumhydroxide Ca(OH)2

Slide 7 - Slide

gemeenschappelijke kenmerken zouten
 
  1. formule  begint met positief metaal- (of amonium) ion gevolgd door negatief  ion
  2. geleiden stroom in opgeloste of gesmolten toestand (elektronen kunnen dan vrijer bewegen)
  3. vast bij kamertemperatuur (hoog smeltpunt)
4)zouten hebben een kristalstructuur

Slide 8 - Slide

Sleep de juiste naam naar het ion. 
Let op: Er blijven antwoorden over.
IJzeride-ion
Zilver-ion
Zilver(I)-ion
IJzer(III)-ion
Jood-ion
zuurstofide-ion
oxide-ion
zwavel-ion
Sulfide(II)ion
Sulfide-ion
Jodide-ion
Zilverode-Ion

Slide 9 - Drag question

Slide 10 - Slide

sulfaat
fosfaat
calcium-ion
kalium-ion
nitraat
ijzer(II)-ion
NO3-
Ca2+
SO42-
K+
PO43-
CO32-
Hg+
Fe2+

Slide 11 - Drag question

Slide 12 - Slide

zouten hebben een kristalstructuur

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Slide 20 - Slide

Oplosbaarheidstabel (BINAS 35)
In de oplosbaarheidstabel zoek je op welke letter op het kruispunt staat. 
s    slecht oplosbaar
m   matig oplosbaar
g    goed oplosbaar
-      bestaat niet of reageert met water

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Zeven samengestelde ionen (uit je hoofd leren!)

Slide 24 - Slide

Oplosvergelijkingen
Het oplossen van calciumnitraat 

                        (s)  -->  Ca2+ (aq) + 2 NO3- (aq)

Schrijf in je schrift de oplosvergelijking van calciumchloride, CaCl2
Ca(NO3)2
Ca(NO3)2

Slide 25 - Slide

verschillende zoutoplossingen hebben kenmerkende kleuren

Slide 26 - Slide

Indampen
  • Tegenovergestelde van oplossen
  • Oplossing wordt verwarmd 
  • Water verdampt (en gaat dus weg)
  • Zout blijft over

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Indampvergelijkingen
Omgekeerde van oplosvergelijkingen
2 NO3- (aq) + Ca2+ (aq) -->                      (s)

Schrijf in je schrift de indampvergelijking van een oplossing van calciumchloride 
Ca(NO3)2

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Kun je uitleggen hoe een reactieschema van oplossen van koperchloride genoteerd wordt?

Slide 32 - Mind map

Toets vraag 
Van een pot met een witte vaste stof is het etiket gescheurd. Het overgebleven stuk etiket zie je hiernaast.

Om erachter te komen of de pot BaCl2 of BaCO3 bevat, meng je een beetje van de stof uit de pot met water. Er ontstaat een helder, kleurloos mengsel.
 Welke stof kan de witte vaste stof zijn?


Slide 33 - Slide

Toets vraag
Bernard heeft een oplossing die een van de volgende soorten ionen bevat: Ba2+, Fe2+, K+, Pb2+. Hij wil onderzoeken welk van deze ionen in de oplossing aanwezig is.
 Hiertoe voert Bernard twee proefjes uit.
 Proef 1: Aan de oplossing die hij wil onderzoeken, voegt hij een oplossing van natriumsulfaat toe. De oplossing blijft helder.
 Proef 2: Aan de oplossing die hij wil onderzoeken, voegt hij een oplossing van natriumhydroxide toe. Er ontstaat een neerslag.
 Welk soort ionen bevatte de oorspronkelijke oplossing?

Slide 34 - Slide

Geef de formule van aluminiumsulfide
timer
1:00

Slide 35 - Open question

Geef de formule van ijzer(III)sulfaat
timer
1:00

Slide 36 - Open question