This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
WO1 en WO2
Oefenvragen
Slide 1 - Slide
Planning
Wat moet je leren voor de toetsweek?
Oefenvragen WO1 en WO2
Herhaling via keuzeopdrachten
Huiswerkcontrole
Huiswerk
Slide 2 - Slide
Wat moet je leren voor de toetsweek?
Hoofdstuk 4 = 4.1 t/m 4.4:
Tekstblokken van alle paragrafen
Chronologie + periodes
Begrippen
Aandacht -> bronnenvragen
Slide 3 - Slide
Welk woord wordt bedoeld? trots op je eigen land – vlag – volkslied
Slide 4 - Open question
Nationalisme is:
A
Een eigen staat voor je land willen
B
Een grote liefde hebben voor je eigen volk
C
Een leger hebben om je eigen volk te verdedigen
D
Niet zwakker willen zijn dan andere volken
Slide 5 - Quiz
Welk woord heeft niets te maken met nationalisme?
A
Vlag
B
Land
C
Mitrailleur
D
Volk
Slide 6 - Quiz
Welk woord heeft niets te maken met militarisme?
A
Soldaat
B
Volkslied
C
Uniform
D
Medailles
Slide 7 - Quiz
De Eerste Wereldoorlog duurde van...
A
1914 - 1917
B
1914 - 1918
C
1939 - 1945
D
1940 - 1945
Slide 8 - Quiz
In 1914 kwamen veel Europese landen met elkaar in oorlog. Wat is daarvan geen oorzaak
A
Nationalisme
B
Opkomst van Hitler
C
Militarisme
D
Bondgenootschappen
Slide 9 - Quiz
Welke moord was de aanleiding voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog?
A
De moord op de Duitse keizer, Wilhelm II
B
De moord op de Russische tsaar, Nicolaas II
C
De moord de keizer van Oostenrijk-Hongarije, Franz Jozef
D
De moord op de troonopvolger van het Oostenrijks-Hongaarse rijk Franz Ferdinand
Slide 10 - Quiz
Het bondgenootschap waar Duitsland bij hoorde, heette de ...
Slide 11 - Open question
Bij welk bondgenootschap hoorde Frankrijk in 1914?
A
Centralen
B
Geallieerden
C
As-landen
D
NAVO
Slide 12 - Quiz
Met een front wordt bedoeld:
A
De plaats waar gevochten wordt
B
De wapenfabrieken
C
De plaats waar een oorlog gepland wordt
D
De voorkant van een leger
Slide 13 - Quiz
Een totale oorlog is een oorlog:
A
Waarbij veel landen zijn betrokken
B
Waarin het hele volk wordt ingeschakeld
C
Waarin zowel te land als ter zee wordt gevochten
D
Waarin veel soldaten sneuvelen
Slide 14 - Quiz
Een loopgravenoorlog is een oorlog die wordt uitgevochten vanuit schuilplaatsen in de grond:
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quiz
In een loopgravenoorlog ligt het front langdurig op dezelfde plaats:
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quiz
De tank werd tijdens de Eerste Wereldoorlog voor het eerst als wapen ingezet. Voor welke wapens geldt hetzelfde?
A
de atoombom, de auto, de duikboot
B
het vliegtuig, de auto, de duikboot
C
het gifgas, het vliegtuig, de duikboot
D
de atoombom, het gifgas, de duikboot
Slide 17 - Quiz
Dit is een foto van een wapenfabriek uit de Eerste Wereldoorlog.
Van welke oorzaak van de Eerste Wereldoorlog is dit een voorbeeld?
A
Nationalisme
B
Modern imperialisme
C
Bondgenootschappen
D
Militarisme / wapenwedloop
Slide 18 - Quiz
Wat stond niet in het Verdrag van Versailles?
Slide 19 - Open question
Hitler pleegt in 1923 een staatsgreep. Wat gebeurt met Hitler?
A
Hitler wordt leider van Duitsland
B
Hitler komt in de gevangenis
C
Hitler moet naar het buitenland vluchten
D
Hitler begint gelijk de Tweede Wereldoorlog
Slide 20 - Quiz
Welke functie kreeg Hitler in 1933?
A
President
B
Rijkskanselier
C
Minister-president
D
Minister
Slide 21 - Quiz
Hitler is via democratische verkiezingen aan de macht gekomen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quiz
De Tweede Wereldoorlog verliep van..
A
1939-1945
B
1938-1945
C
1940-1946
D
1940-1945
Slide 23 - Quiz
Tijdens de Tweede Wereldoorlog gaven sommige Nederlanders aan hun kinderen namen als Wilhelmina, Juliana en Beatrix. Eind 1942 besloot het ministerie van Justitie om deze namen te verbieden in kranten. Welk begrip past bij het verbieden van de namen in de krant?
A
Propaganda
B
Censuur
C
Aanpassen
D
Collaboratie
Slide 24 - Quiz
Met de inval in welk land begon de Tweede Wereldoorlog?
A
Nederland
B
Polen
C
Frankrijk
D
Rusland
Slide 25 - Quiz
Wanneer begon de Tweede Wereldoorlog in Nederland?
A
1940
B
1941
C
1939
D
1942
Slide 26 - Quiz
In welke drie landen kwam er tussen de twee wereldoorlogen een totalitaire dictatuur?