What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Landstede Groep
‹
Return to search
NN2 Blok 3 H3 woordenschat: voorvoegsels les 1
1 / 34
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 2
This lesson contains
34 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
90 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Ik zit klaar voor de les:
Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, laptop).
Mijn telefoon en oortjes zitten in mijn tas.
Mijn jas hangt aan de kapstok.
Ik heb geen pet of capuchon op.
Ik heb geen eten of drinken meer bij mij.
Slide 2 - Slide
NN2 H3 Woordenschat:
voorvoegsels
les 1
Slide 3 - Slide
Terugblik:
Wie weet nog waar we het de vorige les over hebben gehad?
Slide 4 - Slide
Deze les:
Nakijken huiswerk
Instructie
Aan de slag
Slide 5 - Slide
Vervang de woorden tussen haakjes door één woord.
Mijn broer moest vorig jaar (opnieuw examen) doen.
Slide 6 - Open question
Vervang de woorden tussen haakjes door één woord.
David en Jordy waren het (niet eens) met de beslissing.
Slide 7 - Open question
Vervang de woorden tussen haakjes door één woord.
De vlucht van Moskou naar Hanoi is (zonder stoppen), dus rechtstreeks.
Slide 8 - Open question
Vervang de woorden tussen haakjes door één woord.
Dat is een (vroegere leerling) van onze school
Slide 9 - Open question
Vervang de woorden tussen haakjes door één woord.
Die opmerking van jou was helemaal (verkeerd geplaatst).
Slide 10 - Open question
Lesdoel:
Ik ken de betekenis van veelvoorkomende voorvoegsels
Ik kan de betekenis van woorden vinden met behulp van voorvoegsels
Ik ken de betekenis van de woorden en uitdrukkingen van dit hoofdstuk
Slide 11 - Slide
Instructiefilmpje
Link
Slide 12 - Slide
Voorvoegsels
Sommige woorden bestaan uit een woord en een voorvoegsel.
Bijvoorbeeld: De
her
opening van de winkel was een succes.
Her
betekent
opnieuw.
Heropenen is dus opnieuw openen.
Een voorvoegsel kan je helpen de betekenis van het woord te vinden.
Voorvoegsels
die veel voorkomen, zijn:
non- = niet, zonder
on- = niet
mis- = verkeerd, fout
wan- = slecht, verkeerd
her- = weer, opnieuw
ex- = niet meer, van vroeger
inter- = tussen (twee of meer gebieden)
Slide 13 - Slide
Maak opdracht
1 en 2 (76-78)
Slide 14 - Slide
Omschrijf de betekenis van de woorden in HOOFDLETTERS.
De HERDRUK van de allereerste Tina is nu te koop.
Slide 15 - Open question
We gaan in de kerstvakantie met de INTERNATIONALE TREIN naar Keulen.
Slide 16 - Open question
Laat je niet MISLEIDEN door haar lieve glimlach!
Slide 17 - Open question
'Ik lees liever fictie dan NON-FICTIE', zei de schrijver op tv.
Slide 18 - Open question
ONGEWENST gedrag verpest de sfeer in de groep.
Slide 19 - Open question
Lees tekst 1 op bladzijde 77 van je boek.
Zoek de betekenissen van de woorden
pas (gebeurd)
aanrader
zeker weten
snel
vanaf het tijdstip dat
uitvoerig
recent (al 1)
dringend (al 2)
advies (al 2)
absoluut (al 2)
sinds (al 3)
uitgebreid (al 4)
Slide 20 - Drag question
Welk woord uit alinea 2 betekent hetzelfde als ergeren in de titel?
Slide 21 - Open question
Wat is kunststof in alinea 1?
A
Erg mooie stof
B
niet-natuurlijke stof
C
Werk van een kunstenaar
Slide 22 - Quiz
Wat betekenen onbedoeld (al. 1), onherkenbaar (al. 3) en onverwoestbaar (al. 4)?
Wat betekenen onbedoeld (al. 1), onherkenbaar (al. 3) en onverwoestbaar (al. 4)?
Wat betekenen onbedoeld (al. 1), onherkenbaar (al. 3) en onverwoestbaar (al. 4)?
Wat betekenen onbedoeld (al. 1), onherkenbaar (al. 3) en onverwoestbaar (al. 4)?
Slide 23 - Open question
Welk synoniem voor biljetten (al. 1) staat in alinea 2?
Slide 24 - Open question
Vul twee voorbeelden in van media (al. 3) die niet in de tekst staan.
Slide 25 - Open question
Maak van superhandig (al. 3) een tegenstelling door een ander toevoegsel te gebruiken.
Slide 26 - Open question
Waarom vindt men het nieuwe briefje een belediging (al. 3) voor de Engelse koningin?
Slide 27 - Open question
Wat betekent misbaksel in alinea 3?
Slide 28 - Open question
Wat betekent de afkorting i.p.v.?
Gebruik zo nodig je woordenboek.
Slide 29 - Open question
Wat hoort bij elkaar?
grove vergissing, flater, blunder
kleiner te worden
in gebruik genomen
onderworpen
gebruikt om iets van te maken
verdeeld over een groot gebied
overdreven aandacht
verspreidt
miskleun
te krimpen
verwerkt
blootgesteld
in omloop gebracht
ophef
Slide 30 - Drag question
Wat hoort bij elkaar?
gewone
aanbevolen
uitslagen
in elk geval
plotseling verschenen
verbazingwekkend
kleiner en rimpelig geworden
hoe dan ook
opzienbarend
resultaten
aangeprezen
gebruikelijke
verschrompelde
opgedoken
Slide 31 - Drag question
Evaluatie:
Wat was het lesdoel?
Hoe ging het vandaag?
Wat is het huiswerk:
Slide 32 - Slide
Huiswerk:
Maak opdracht
1 en 2 (76-78)
Slide 33 - Slide
Slide 34 - Slide