Landstede Groep

5.2 Waar kun je werken?

3 TL
5.2 Waar kun je werken?
1 / 44
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

3 TL
5.2 Waar kun je werken?

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen? 
  • Voorkennis 
  • Uitleg 
  • Aan de slag
  • Afsluiting 

Slide 2 - Slide

Een arbeidsovereenkomst is een
A
afspraak tussen de werkgever en werkgever.
B
papier waarop staat hoeveel pauze je hebt.
C
diploma om te mogen werken.
D
document met de arbeidstijden.

Slide 3 - Quiz

Wat staat er NIET in een arbeidsovereenkomst?
A
werktijden
B
loon
C
pensioen-afspraken
D
vakantiedagen

Slide 4 - Quiz

Bedenk een inleiding van dit krantenartikel met daarin de woorden COA en arbeidsoverkomst(en).

Slide 5 - Open question

Herhaling lesdoelen 5.1

- Hoe komt een arbeidsovereenkomst tot stand?

- Welke dienstverbanden zijn er mogelijk?

- Wat doet de wet om jou als werknemer te beschermen?



Slide 6 - Slide

Lesdoelen 5.2

- Welke ondernemingsvormen zijn er?
- Hoe is een bedrijf georganiseerd?

- In welke sectoren kun je werken?

Slide 7 - Slide

Arbeidsmotieven

- nuttig zijn

- zinvol bezig

- contacten met anderen

Slide 8 - Slide

Ondernemingsvormen
  • eenmanszaak
  • zelfstandige zonder personeel (zzp-er)
  • vennootschap onder firma (vof)
  • besloten vennootschap (bv)
  • naamloze vennootschap (nv)
  • stichting

Slide 9 - Slide

Eenmanszaak
Er is één eigenaar die zelf de leiding heeft. De eigenaar kan wel
personeel in dienst hebben.

Slide 10 - Slide

Zzp-er
Iemand die werkt zelfstandig, heeft dus een eigen onderneming. Een zzp-er heeft geen personeel en betaalt inkomstenbelasting over de winst.

Slide 11 - Slide

V.o.f.
Vennootschap onder firma: er zijn twee of meer eigenaren (vennoten of firmanten)
die samen de leiding hebben.

Slide 12 - Slide

kenmerken eenmanszaak en v.o.f.
Voor de eigenaren van een eenmanszaak en v.o.f. is de winst hun inkomen. Daarover betalen zij inkomstenbelasting. Dat is een belasting die iedereen over zijn privé-inkomen
moet betalen.

Bij verlies zijn de eigenaren ook privé aansprakelijk.

Slide 13 - Slide

BV en NV
Een bv (= besloten vennootschap) en een nv (= naamloze vennootschap) zijn ondernemingsvormen waarbij het privégeld van de eigenaren en het geld van de onderneming strikt van elkaar gescheiden zijn. De eigenaren zijn aandeelhouders.

Over de winst wordt vennootschapsbelasting betaald.
De aandeelhouders krijgen dividend als er winst gemaakt wordt.

Slide 14 - Slide

Organigram
Een schema dat laat zien hoe een onderneming is georganiseerd.

Slide 15 - Slide

Arbeidsverdeling
Ieder zijn eigen taak: werk verdelen over verschillende personen. 

Als iedereen geschikt is voor zijn of haar taak verloopt het werk snel en goed.

Slide 16 - Slide

Productiesectoren
Primaire
Landbouw, mijnbouw en visserij.
Secundaire
Industrie & bouw
Tertiaire
Commerciële dienstverlening (bijv. kapper, marktkoopman, winkels en horeca) 

Winst als doelstelling
Quartaire
Niet-commerciële instellingen (bijv. leraar, politieman, arts en brandweer)

Hoeft geen winst te maken

Slide 17 - Slide

Hoe heet het register waar je de eenmanszaak moet inschrijven?
A
Verkoopregister
B
Kamer van Koophandel register
C
handelsregister
D
Belastingregister

Slide 18 - Quiz

Bij welke ondernemingsvorm is de directeur in loondienst?
A
Eenmanszaak
B
VOF
C
CV
D
BV

Slide 19 - Quiz

Welke ondernemingsvorm geeft aandelen uit die vrij verhandelbaar zijn?
A
NV
B
BV
C
CV
D
VOF

Slide 20 - Quiz

Arbeidsmotieven zijn redenen om te werken. Noem er 2.

Slide 21 - Open question

Welk van de vier is GEEN ondernemingsvorm?
A
Eenmanszaak
B
V.o.F
C
B.V.
D
A.P.

Slide 22 - Quiz

Noem de vier productiesectoren. Geef ook een beroep aan per sector

Slide 23 - Open question

Wat betekent de afkorting KvK?
A
Kamer voor kooplieden
B
Kamer van Handel
C
Koopwaar en Koophandel
D
Kamer van Koophandel

Slide 24 - Quiz

In welke sector werkt deze man? De primaire, secundaire, tertiaire of quartaire?

Slide 25 - Open question

Als je bij een appelboer de appels gaat plukken, dan werk je in:
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
je vrije tijd

Slide 26 - Quiz

Welke beroepen kom je tegen in de tertiaire sector?
A
kapper
B
boer
C
taxichauffeur
D
leraar

Slide 27 - Quiz

Wat hoort niet thuis in de quartaire sector?
A
ziekenhuis
B
brandweer
C
school
D
bank

Slide 28 - Quiz

Industrie is een onderdeel van de secundaire sector.
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quiz

Timmerman is een beroep in de primaire sector.
A
juist
B
onjuist

Slide 30 - Quiz

Welke van de vier productiesector zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 31 - Quiz

Aan de slag
  • Wat? 
    H5.2 maken 

Slide 32 - Slide

Vandaag 
Maken H5.2

Slide 33 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 34 - Slide

Welke ondernemingsvormen zijn er?

Slide 35 - Open question

Hoe is een bedrijf georganiseerd?

Slide 36 - Open question

In welke sectoren kun je werken?

Slide 37 - Open question

extra uitleg

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Video

Slide 40 - Video

Slide 41 - Video

Slide 42 - Video

Slide 43 - Video

Slide 44 - Link