What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Landstede Groep
‹
Return to search
DISK thema 7 - les 3 - aanwijzend voornaamwoord
Welkom!
NT2 GROEP 1
. Check huiswerk
. Les 3 bij thema 7
> aanwijzend vnw
> voegwoorden: maar/en
. Spreken
1 / 12
next
Slide 1:
Slide
NT2
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
This lesson contains
12 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
120 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Welkom!
NT2 GROEP 1
. Check huiswerk
. Les 3 bij thema 7
> aanwijzend vnw
> voegwoorden: maar/en
. Spreken
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Dingen en mensen aanwijzen
de Aanwijzende Voornaamwoorden
aanwijzende voornaamwoord
dingen en mensen aanwijzen
to point out things and people
deze - dit - deze this - these
dat - die that - those
deze man, dit kind, die man, dat kind
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Het aanwijzend voornaamwoord
(demonstrative pronoun)
Er zijn
vier
aanwijzende voornaamwoorden:
Dichtbij (close):
> de-woord:
d
e
ze
school (this school)
> het-woord:
dit
huis (this house)
Ver weg (far away):
> de-woord:
die
school (that school)
> het-woord:
dat
huis (that house)
Het aanwijzend voornaamwoord kan ook zelfstandig gebruikt worden.
Het vervangt dan woorden die je er achter kunt denken.
Geef
dat (boek)
eens aan!
Een aanwijzend voornaamwoord kan ook naar een zin verwijzen.
Slide 5 - Slide
Het aanwijzend voornaamwoord
Meervoud
Dichtbij (close):
> deze mensen > these people
Ver weg (far away):
> die mensen > those people
Het aanwijzend voornaamwoord kan ook zelfstandig gebruikt worden.
Geef
dat (boek)
eens aan! Give
that (book)
to me!
Een aanwijzend voornaamwoord kan ook naar een zin verwijzen.
Slide 6 - Slide
hier
daar
singularis
de
broek
deze
broek
die
broek
het
shirt
dit
shirt
dat
shirt
pluralis
de
broeken
deze
broeken
die
broeken
de
shirts
deze
shirts
die
shirts
Slide 7 - Slide
Neem je ......... rode paprika of ......... groene? (de paprika)
A
deze, deze
B
dit, dit
C
deze, dit
D
dit, deze
Slide 8 - Quiz
Ik neem ......... bril. .......... andere bril staat me niet. (de bril)
A
deze, die
B
deze, dat
C
dat, dat
D
deze, dit
Slide 9 - Quiz
Ober, .......... biefstuk is niet vers! (de biefstuk)
A
dit
B
deze
Slide 10 - Quiz
Het aanwijzend voornaamwoord
We doen nu een Kahoot met het aanwijzend voornaamwoord.
Slide 11 - Slide
create.kahoot.it
Slide 12 - Link