This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Stap 1: Staat er een voorzetsel +4 in de zin?
(durch, für, ohne, um, gegen, bis, entlang)
Ja? > 4e naamval:
Nee? > Ga naar stap 2
Stap 2: Ontleden / vragen stellen
1e naamval: onderwerp (wie/wat + gezegde)
4e naamval: lijdend voorwerp (wie/wat + gezegde + onderwerp)
Stap 1: Staat er een voorzetsel +4 in de zin?
(durch, für, ohne, um, gegen, bis, entlang)
Ja? > 4e naamval:
Nee? > Ga naar stap 2
Stap 2: Ontleden / vragen stellen
1e naamval: onderwerp (wie/wat + gezegde)
4e naamval: lijdend voorwerp (wie/wat + gezegde + onderwerp)