What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Landstede Groep
‹
Return to search
Werkwoorden Lowan Het Lichaam
Werkwoorden
Глаголы
Lowan
Het Lichaam
Tело
1 / 34
next
Slide 1:
Slide
NT2
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
This lesson contains
34 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Werkwoorden
Глаголы
Lowan
Het Lichaam
Tело
Slide 1 - Slide
komen
leren
Slide 2 - Slide
poetsen
Ik poets de tanden.
pakken
Zij pakt de tas.
Slide 3 - Slide
komen
ik kom
jij komt
hij ?
zij ?
wij ?
jullie komen
zij komen
leren
ik leer
jij leert
hij ?
zij leert
wij ?
jullie leren
zij leren
Slide 4 - Slide
poetsen
ik poets
jij ?
hij ?
zij poetst
wij poetsen
jullie ?
zij ?
pakken
ik pak
jij ?
hij pakt
zij ?
wij pakken
jullie ?
zij ?
Slide 5 - Slide
praten
wijzen
Slide 6 - Slide
praten
ik praat
jij ?
hij praat
zij ?
wij praten
jullie ?
zij ?
wijzen
ik wijs
jij wijst
hij ?
zij ?
wij wijzen
jullie ?
zij ?
Slide 7 - Slide
kijken
zitten
Slide 8 - Slide
kijken
ik kijk
jij kijkt
hij ?
zij ?
wij ?
jullie kijken
zij ?
zitten
ik zit
jij zit
hij ?
zij ?
wij zitten
jullie ?
zij zitten
Slide 9 - Slide
horen
ik hoor
jij hoort
hij ?
zij ?
wij ?
jullie horen
zij ?
staan
ik sta
jij staat
hij ?
zij ?
wij staan
jullie ?
zij staan
Slide 10 - Slide
horen
staan
Slide 11 - Slide
1. ik leer Nederlands
2. jij praat met de juf
3. zij poetst de tanden
4. wij zitten op een stoel
5. jullie pakken de tas
6. zij horen muziek
1. leren
2. praten
3. poetsen
4. zitten
5. pakken
6. horen
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
1. ik
2. jij
3. zij
4. wij
5. jullie
6. zij
1. leren
2. praten
3. poetsen
4. zitten
5. pakken
6. horen
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Kies de goede woorden.
Sleep ze naar het goede vak.
Slide 16 - Slide
ik
hij
poets
pak
pakt
poetst
Slide 17 - Drag question
wij
hij
horen
komen
staat
pakt
Slide 18 - Drag question
ik
jij
kijkt
wijst
kom
sta
Slide 19 - Drag question
jij
jullie
wijzen
praten
zit
hoort
Slide 20 - Drag question
Kies A of B!
Slide 21 - Slide
ik
A
kijk
B
kijken
Slide 22 - Quiz
ik
A
zitten
B
zit
Slide 23 - Quiz
ik
A
poetst
B
poets
Slide 24 - Quiz
ik
A
leer
B
leren
Slide 25 - Quiz
jij
A
leert
B
leren
Slide 26 - Quiz
jij
A
hoor
B
hoort
Slide 27 - Quiz
jij
A
zit
B
zitten
Slide 28 - Quiz
wij
A
pakken
B
pak
Slide 29 - Quiz
wij
A
komt
B
komen
Slide 30 - Quiz
jullie
A
praten
B
praat
Slide 31 - Quiz
jullie
A
wijs
B
wijzen
Slide 32 - Quiz
Slide 33 - Slide
Opdracht bij de spinner:
Noem de juiste vorm van het werkwoord!
Docent noemt:
ik of jij, hij, zij, wij, jullie, zij.
Slide 34 - Slide