-De leerling kent de symbolen en begrippen die horen bij de wet van Ohm
-De leerling weet hoe de wet van Ohm luidt en hoe deze toegepast moet worden door middel van oefeningen
Slide 2 - Slide
Formule capaciteit
C = I x t
C = Capaciteit in (Ah) I = stroomsterkte in ampère (A) t = tijd in UUR!
Een accu met een capaciteit van 5 Ah kan een uur lang 5 A aan stroom leveren
Slide 3 - Slide
Huiswerk bespreken
Bespreken opdracht 7
Slide 4 - Slide
PHET APPLET WEERSTAND
-Spanning, stroomsterkte en weerstand
-Kortsluiting binnen een schakeling -Wat gebeurt er met stroom als weerstand toeneemt?
-Weerstand variëren
Slide 5 - Slide
Een manier om het te zien....
Slide 6 - Slide
Aantekening 4.2 (les 1)
Weerstand betekent dat je iets ''tegenhoudt''.
Hoe groter de weerstand -> Hoe kleiner de stroomsterkte Hoe kleiner de weerstand -> Hoe groter de stroomsterkte
Weerstand korten we af met de letter R en heeft de eenheid Ohm (Ω)
R = 8,5 Ω
Slide 7 - Slide
Berekenen weerstand
Wet van Ohm geeft het verband tussen spanning, weerstand en stroomsterkte
U = spanning in volt (V) I = stroomsterkte in ampère (A) R = weerstand in ohm (Ω)
Slide 8 - Slide
Oefenen
Een magnetron wordt aangesloten op het stopcontact. Wanneer de magnetron aan staat loop er een stroom van 4200 mA doorheen. Bereken de weerstand van de magnetron. Rond af op 1 decimaal.
Slide 9 - Slide
Vraag 2
Je telefoon heeft een vermogen van 0,48 W. De batterij geeft een spanning van 4,0 V. Bereken de weerstand van je telefoon. Rond af op 1 decimaal
Slide 10 - Slide
Ga nu zelf aan de slag
Wat? Maak opdrachten: 13, 14, 16a, 17 . Anders huiswerk volgende keer! Hoe? Doe dit individueel je mag overleggen met je buurman/vrouw bij vragen Hoe lang? ongeveer 10 minuten Klaar? Lees vast het stukje over niet Ohmse weerstand
Slide 11 - Slide
Lesdoelen behaald?
-De leerling heeft de voorkennis van de afgelopen les opgehaald -De leerling kent de symbolen en begrippen die horen bij de wet van Ohm
-De leerling weet hoe de wet van Ohm luidt en hoe deze toegepast moet worden door middel van oefeningen