Landstede Groep

Kaart en atlasvaardigheid


Kaart en atlasvaardigheid
1 / 30
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson


Kaart en atlasvaardigheid

Slide 1 - Slide

Bij welk onderdeel van het vak hoort deze les?
A
Oriëntatie
B
Aardrijkskunde
C
Geschiedenis
D
Actualiteit

Slide 2 - Quiz

Leerdoelen
1: Je kunt een kaart lezen
2: Je kunt met de atlas werken
3: Je kent de begrippen schaal, legenda en afstand

Slide 3 - Slide

Wat is een kaart?

Slide 4 - Mind map

Kaartlezen
Wat is de kortste route?

Slide 5 - Slide

Kaartlezen
Kaart van de camping.
  • Waar is jouw tent?
  • Wat is de route naar het toilet?

Slide 6 - Slide

Wat is het nut van deze afbeelding?

Slide 7 - Open question

Waar denk jij dat een goede kaart aan moet voldoen?

Slide 8 - Open question

Opbouw
Een goede kaart is altijd opgebouwd uit drie onderdelen:

  1. Titel
  2. Legenda 
  3. Schaal


Slide 9 - Slide

Titel
Geeft aan waar de kaart over gaat (gebied, klimaat, bevolking, landschap, bodemgebruik etc.)


Slide 10 - Slide

Legenda
Hier worden alle symbolen en kleuren uitgelegd die op de kaart te zien zijn. 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Schaal
Die geeft aan hoe vaak de werkelijkheid op de kaart is verkleind. 

Vaak wordt dit als volgt opgeschreven: 1:20.000. Dit betekent dat 1 centimeter op de kaart in werkelijkheid 20.000 centimeter is. 

Slide 13 - Slide

Een kaart heeft een schaal van:
1 : 50.000
dit betekent dat 1 cm op de kaart =
A
50 km
B
0,5 km
C
5 km
D
5000 m

Slide 14 - Quiz

100 000 cm = ... km
A
0,1
B
1
C
10
D
100

Slide 15 - Quiz

De schaal van een kaart is 1: 4.000.000
1 cm is ....km?
A
4
B
400
C
40
D
4000

Slide 16 - Quiz

De schaal van een kaart is 1:16.000.000.
Dit betekent:
A
1 cm op de kaart is 16.000km in werkelijkheid
B
1 cm op de kaart is 1600 km
C
1 cm op de kaart is 160 km
D
1 cm op de kaart is 16 km in werkelijkheid

Slide 17 - Quiz

Schaal 1 : 200.000 betekent dat 1 cm op de kaart in het echt ... is
A
20 kilometer
B
200 kilometer
C
200 meter
D
2000 meter

Slide 18 - Quiz

Schaal is 1: 50.000
Hoeveel km is 5 cm op de kaart?
A
2,5 km
B
25 km
C
250 km
D
2500 km

Slide 19 - Quiz

De Noordpijl
De Noordpijl geeft op een landkaart aan waar het noorden ligt.
Staat er geen noordpijl op de kaart dan is de bovenkant van de kaart de Noordkant.

Slide 20 - Slide

Absolute afstand
  • afstand gemeten in een rechte lijn
  • hemelsbreed
  • verandert nooit!

Slide 21 - Slide

Realtieve afstand
  • afstand in tijd
  • afstand in kosten
  • verschilt per persoon
  • verschilt per vervoermiddel
  • verschilt per route

Bekijk de kaarten met de route van Groningen naar Maastricht: dezelfde route en toch een groot tijdsverschil. Welk vervoermiddel is gebruikt bij deze route?

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

De absolute afstand is de afstand in
A
tijd
B
kilometers (hemelsbreed)
C
Percentages
D
kilo's

Slide 24 - Quiz

Hemelsbreed betekent:
A
Gemeten in een kromme lijn
B
Gemeten langs de weg
C
Gemeten in uren en minuten
D
Gemeten in een rechte lijn

Slide 25 - Quiz

De absolute afstand:
A
Kan veranderen
B
Is voor iedereen anders
C
Verandert nooit
D
Verandert per vervoermiddel

Slide 26 - Quiz

De relatieve afstand is de afstand uitgedrukt in
A
Percentages
B
Kilometers
C
Tijd en moeite
D
Verschillen

Slide 27 - Quiz

Een nieuwe snelweg tussen twee steden zorgt voor een andere
A
absolute afstand
B
relatieve afstand
C
beide veranderen

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Video

Maak je eigen kaart
Maak zelf een kaart van een dorp. De naam van het dorp mag je zelf verzinnen en zet je bovenaan de kaart. 
Om het dorp heen ligt grasland. Dit kleur je groen. 
Er lopen ook rivieren in de buurt. Die kleur je blauw. 
Een berg krijgt de kleur bruin. 

In het dorp zijn natuurlijk veel gebouwen te vinden. Verzin icoontjes die terugkomen in de legenda. 
Jouw dorp heeft: 
3 parkeerplaatsen 
1 kerk
3 scholen
1 zwembad 
1 treinstation
2 dingen die jij zelf wilt. 
Schrijf er zelf minimaal 7 straten in, die je een naam geeft. 

Slide 30 - Slide