What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Landstede Groep
‹
Return to search
Lijdend voorwerp H3 les 2
Zinsdelen:
lijdend voorwerp
1 / 14
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
This lesson contains
14 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Zinsdelen:
lijdend voorwerp
Slide 1 - Slide
Je weet al
hoe je de persoonsvorm kunt vinden
hoe je het onderwerp kunt vinden
hoe je het gezegde kunt vinden
Slide 2 - Slide
Leerdoel
weten hoe je een lijdend voorwerp in een zin moet vinden.
een lijdend voorwerp in een zin kunnen vinden.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Uitleg
Persoonsvorm:
zin vragend maken / in een andere tijd zetten
Gezegde:
pv + alle andere ww
Onderwerp:
Wie / wat + werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp:
wie / wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp
Voorbeeld
Hij heeft een voetbal gevonden.
pv = heeft
wwg = heeft gevonden
ond = hij
lv = wie/wat heeft hij gevonden?
Slide 5 - Slide
De postbode | gaf | het pakketje | aan de buren.
Wat is het lijdend voorwerp?
A
gaf
B
de postbode
C
het pakketje
D
aan de buren
Slide 6 - Quiz
Laura | heeft | haar huiswerk | toch | gemaakt.
Wat is het lijdend voorwerp?
A
Laura
B
haar huiswerk
C
toch
D
heeft gemaakt
Slide 7 - Quiz
Hebben | jullie buren | ook | een dure vakantie | geboekt | via die site?
Wat is het lijdend voorwerp?
A
jullie buren
B
via die site
C
een dure vakantie
D
hebben geboekt
Slide 8 - Quiz
Welke vraag kun je stellen om het lijdend voorwerp te vinden?
Slide 9 - Open question
Klopt dit?
In een zin zit altijd een lijdend voorwerp.
A
Ja
B
Nee
Slide 10 - Quiz
Klopt dit?
Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel (zoals op, in, aan, met, voor e.d.).
A
nee
B
ja
Slide 11 - Quiz
Wat heb je geleerd?
Slide 12 - Open question
Waar wil je nog uitleg over?
Slide 13 - Open question
Maakwerk
Maak de paragraaf - lijdend voorwerp - van hoofdtuk 3 helemaal af.
Slide 14 - Slide