les 2 vraagzin ontkenning herhalen

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Le planning d'aujourd'hui

- Les buts d'aujourd'hui

- Répéter la grammaire

Les buts d'aujourd'hui

- Ik kan in het Frans een vraag stellen;

Noter la grammaire

Vous allez noter la grammaire dans la manière suivante:

(voor meer voorbeelden, klik hier of klik hier)

Poser une question (vraag stellen)

Eerst de Franse zinsvolgorde in normale zin:

Vous     êtes allé        au cinéma.

ow              gez             rest vd zin (lv/mv)

(pv+volt dw)

in dit geval

Bij vraagzinnen is dit handig om te weten, vooral hoe je de pv vindt.

pv=eerste ww vd zin.

Vraagzinnen, 3 manieren:

1. Je zet gewoon alleen een vraagteken achter de zin, normale zinsvolgorde;

Vous êtes allé au cinéma ?

Vraagzinnen, 3 manieren:

1. Je zet gewoon alleen een vraagteken achter de zin, normale zinsvolgorde;

Vous êtes allé au cinéma ?

2. est-ce que + normale zinsvolgorde;

Est-ce que vous êtes allé au cinéma ?

Vraagzinnen, 3 manieren:

1. Je zet gewoon alleen een vraagteken achter de zin, normale zinsvolgorde;

Vous êtes allé au cinéma ?

2. est-ce que + normale zinsvolgorde;

Est-ce que vous êtes allé au cinéma ?

3. Je keert de pv en het ow om;

Êtes-vous allé au cinéma ?   (denk aan het streepje)

Vraagzinnen, 3 manieren:

1. Je zet gewoon alleen een vraagteken achter de zin, normale zinsvolgorde;

Vous êtes allé au cinéma ?

2. est-ce que + normale zinsvolgorde;

Est-ce que vous êtes allé au cinéma ?

3. Je keert de pv en het ow om;

Êtes-vous allé au cinéma ?   (denk aan het streepje)

LET OP: 

je kunt 2+3 niet door elkaar gebruiken, dus NIET:

Est-ce que êtes-vous allé au cinéma?

Vraagwoorden:

Zinsconstructie vragen mét vraagwoord:

- gewone zin+vraagwoord (On va où?)

- vraagwoord+gewone zin (Où on va?)

- vraagwoord+est-ce que+gewone zin (Comment est-ce que vous mangez?)

- vraagwoord+omkering ow en pv (Comment mangez-vous?)

(schrijf dit op, maar leg hier niet je hoofdfocus op op de toets)

Vraagwoorden:

Het vraagwoord QUEL:

Past zich aan aan het zelfst. nw 

wat erbij hoort.

Quel est ton nom? --> nom = m ev, dus quel

Quelles sont tes matières préférées? --> matières = v mv, dus quelles

	m	v
ev	quel	quelle
mv	quel s	quelle s

Welke zin is fout?

1. Fais-tu beaucoup de sport?
2. Est-ce que mangez-vous de la viande?
3. Pourquoi est-ce qu'elle est végétarienne?
4. Il a fait ses devoirs?

Maak de zin op een andere manier vragend:
Est-ce qu'elle aime les maths?

Welk vraagwoord hoort op de puntjes?
........ d'heures tu dors par nuit?

1. comment
2. qu'est-ce que
3. combien
4. pourquoi

Welk vraagwoord hoort op de puntjes?
............ es-tu?
(meerdere antw. mogelijk)

1. où
2. qui
3. pourquoi
4. combien

La négation (de ontkenning)

Niet/geen is in het Frans:

ne ... pas

Op de puntjes staat de persoonsvorm:

Je suis à l'école

Je ne suis pas à l'école

                                                          

Ontkenning staat als brilletje om de pv heen. De pv is de neus.

Andere ontkenningen

In plaats van dat je niet op school bent, kun je ook zeggen dat je niet meer, nooit, of nog niet op school bent.

Je ne suis plus à l'école                  (niet meer)                        Niets is ne ... rien:

Je ne suis jamais à l'école             (nooit)                                 Ik heb niets gedaan!

Je ne suis pas encore à l'école    (nog niet)                          Je n'ai rien fait!

Klinkerbotsing/stomme h?

Ne wordt n'