What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Landstede Groep
‹
Return to search
Herhaling H1
Hoe doe je mee?
Pak je laptop/Ipad/tablet
Ga naar: www.lessonup.com
Voer je eigen naam en de code in
1 / 34
next
Slide 1:
Slide
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
This lesson contains
34 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Hoe doe je mee?
Pak je laptop/Ipad/tablet
Ga naar: www.lessonup.com
Voer je eigen naam en de code in
Slide 1 - Slide
Spelregels
Maak het zelf! Je test jezelf
Rekenmachine toegestaan
Kladpapier toegestaan
Blijf stil na elk antwoord!
Slide 2 - Slide
Primaire behoeften zijn ...
A
De noodzakelijke behoeften.
B
De luxe behoeften.
Slide 3 - Quiz
Welke is een primaire behoefte?
A
brood
B
smartphone
C
auto
D
vakantie
Slide 4 - Quiz
Harry wil al heel lang een boot besturen. Dat gaat hij nu ook doen. Dit is een...
A
Primaire behoefte
B
Secundaire behoefte
Slide 5 - Quiz
Een ander woord voor keuzes maken noemen we?
A
Schaarste
B
Prioriteiten stellen
C
Bezuinigen
D
Investeren
Slide 6 - Quiz
Linda verdient €75,- per week. Hoeveel verdient ze per maand?
A
€320,-
B
€325,-
C
€335,-
D
€337,50
Slide 7 - Quiz
Schaarste is als middelen zoals (tijd en geld) niet onbeperkt zijn
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quiz
Wat zijn voorbeelden van vrije goederen?
A
Zeewater, zonlicht, wind
B
Brood, melk, boter
C
Ipad, Iphone, Macbook
Slide 9 - Quiz
Wat is geen commerciële reclame?
A
Merkreclame
B
Informatieve reclame
C
Ideële reclame
D
Sluikreclame
Slide 10 - Quiz
Wat is marketing?
A
Alles wat een bedrijf onderneemt om meer te verkopen.
B
Instrumenten die je gebruikt op de verkoopmarkt.
C
Een methode om de winst te vergroten.
D
Een Engels woord voor winkel.
Slide 11 - Quiz
Om welke P van marketing gaat het? Er zijn veel concurrenten in een stadswinkelcentrum.
A
Prijs
B
Product
C
Plaats
D
Promotie
Slide 12 - Quiz
In de winkel zie je een trui hangen die normaal €145,- kost. Vandaag krijg je 30% korting.
Hoeveel kost de trui met korting?
A
€95,50
B
€101,25
C
€101,50
D
€105,75
Slide 13 - Quiz
''We vinden het belangrijk dat onze winkels luxe uitstralen''
Om welke P van marketing gaat het?
A
Prijs
B
Plaats
C
Promotie
D
Presentatie
Slide 14 - Quiz
Van de 890 deelnemers is 90% onder de 18 jaar.
Hoeveel deelnemers zijn onder de 18?
A
768
B
778
C
794
D
801
Slide 15 - Quiz
Veel bedrijven hebben een speciale belangstelling voor jonge consumenten.
Welke uitspraak is juist?
A
Jongeren kopen meer dan volwassen consumenten
B
Jongeren zijn de volwassen consumenten van de toekomst
C
Jongeren hebben geen invloed op de aankopen van hun ouders
Slide 16 - Quiz
Welke soorten uitgaven zijn er?
A
Vaste lasten
B
Dagelijkse uitgaven
C
Incidentele uitgaven
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 17 - Quiz
Bij wie kun je terecht voor informatie en tips over budgetteren?
A
Consumentenbond
B
ANWB
C
De bank
D
Het Nibud
Slide 18 - Quiz
Geld opzijleggen voor bepaalde uitgaven.
A
budgetteren
B
restwaarde
C
reserveren
Slide 19 - Quiz
Je kreeg €30,- kleedgeld in de maand. Nu krijg je €37,50. Hoeveel % krijg je meer?
A
20%
B
22,5%
C
25%
D
27%
Slide 20 - Quiz
Loon waarvoor je hebt gewerkt is een voorbeeld van...
A
overdrachtsinkomen
B
inkomen uit bezit
C
inkomen in natura
D
inkomen uit arbeid
Slide 21 - Quiz
Huur is een voorbeeld van ....
A
Inkomen uit arbeid
B
Inkomen uit bezit
C
Overdrachtsinkomen
Slide 22 - Quiz
Bij welke inkomensvorm is er geen sprake van een tegenprestatie?
A
inkomen uit bezit
B
inkomen uit arbeid
C
inkomen uit zorg
D
overdrachtsinkomen
Slide 23 - Quiz
Wat is het doel van een begroting?
A
Een begroting zorgt ervoor dat je genoeg geld uitgeeft.
B
Een begroting dient als bewijs voor de belastingdienst
C
Een begroting geeft je inzicht in je toekomstige inkomsten en uitgaven.
D
Een begroting is een goede oefening in hoofdrekenen.
Slide 24 - Quiz
Als je geld uitgeeft voor het abonnement van je telefoon zijn dat ..
A
dagelijkse uitgaven.
B
incidentele uitgaven.
C
vaste uitgaven.
D
vaste lasten.
Slide 25 - Quiz
Benzine tanken hoort bij de ...
A
Dagelijkse uitgaven
B
Incidentele uitgaven
C
Vaste lasten
D
Wekelijkse uitgaven
Slide 26 - Quiz
Door de inflatie kan ik...
A
Meer besteden
B
Minder besteden
Slide 27 - Quiz
Wat is koopkracht?
A
Hoeveel geld je hebt.
B
De hoeveelheid producten en diensten die je kunt kopen.
C
De hoeveelheid goederen die je kunt kopen.
D
Hoeveel euro's je kunt uitgeven.
Slide 28 - Quiz
wat is de formule van het indexcijfer
(verslagjaar is nieuwe getal)
A
b
a
s
i
s
j
a
a
r
v
e
r
s
l
a
g
j
a
a
r
⋅
1
0
0
B
v
e
r
s
l
a
g
j
a
a
r
b
a
s
i
s
j
a
a
r
⋅
1
0
0
C
v
e
r
s
l
a
g
j
a
a
r
b
a
s
i
s
j
a
a
r
−
1
0
0
Slide 29 - Quiz
Bij een indexcijfer is het basisjaar altijd
A
100%
B
1
C
100
Slide 30 - Quiz
Wanneer er deflatie is, kan ik voor hetzelfde geld....
A
Minder kopen.
B
Meer kopen.
Slide 31 - Quiz
De prijs van een boek was in 2016 € 15,00 (basisjaar) en in 2017 € 15,30. Bereken het indexcijfer van 2017.
Wat is het indexcijfer?
A
101
B
102
C
103
D
104
Slide 32 - Quiz
Ik ben klaar voor de toets!
Ja
Nog niet helemaal
Ik dacht van wel, maar nu niet meer...
Nee absoluut niet!
Slide 33 - Poll
Hoe bereid je jezelf voor op de toets?
Slide 34 - Open question