Afronding TL4 hfdst 3 NL tijdens WO1 en het interbellum
Afronding hoofdstuk 3
Hoofdstuk 3 gaat over de volgende twee zaken:
3.1: Nederland blijft neutraal (tijdens de WO1)
3.2: Een verzuild land in crisis
1 / 22
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4
This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Afronding hoofdstuk 3
Hoofdstuk 3 gaat over de volgende twee zaken:
3.1: Nederland blijft neutraal (tijdens de WO1)
3.2: Een verzuild land in crisis
Slide 1 - Slide
Maar eerst een terugblik
Let op hoe je leert: oefen door het maken van opdrachten (dan train je ook je kennis!)
Let op: we kunnen niet alle opdrachten bespreken. Er is zo meteen meer dan genoeg tijd om extra uitleg te vragen!
Slide 2 - Slide
Waar kan je allemaal opdrachten vinden om mee te oefenen?
Slide 3 - Mind map
Voor de Eerste Wereldoorlog had Duitsland andere bondgenoten dan tijdens de Eerste Wereldoorlog. A. Hoe heette het bondgenootschap van Duitsland VOOR de Eerste Wereldoorlog? B. Welke landen hoorden bij dit bondgenootschap? C. Hoe heette het bondgenootschap van Duitsland TIJDENS de Eerste Wereldoorlog? D. Welke landen hoorden bij dit bondgenootschap?
Slide 4 - Open question
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden brieven die soldaten naar huis toe stuurden, gecontroleerd. Als er teveel negatieve informatie in stond, werden de brieven niet verzonden. A. Wat zou de regering hiermee willen bereiken? B. Welk begrip past hierbij? Leg je antwoord uit.
Slide 5 - Open question
Slide 6 - Slide
A. Leg uit wat het communisme is. B. Geef een verschil tussen het communisme en het nationaal-socialisme. C. Noem een overeenkomst tussen het communisme en het fascisme.
Slide 7 - Open question
Afronding hoofdstuk 3
Hoofdstuk 3 gaat over de volgende twee zaken:
3.1: Nederland blijft neutraal (tijdens de WO1)
3.2: Een verzuild land in crisis
Slide 8 - Slide
Wat heb je tot nu toe gedaan om dit te leren?
Slide 9 - Open question
Hoe goed ken je de informatie? (hoe goed kan je de leerdoelen uitleggen aan je klasgenoot, hoe goed ken je de begrippen, enz.)
Slide 10 - Open question
Hoe goed kan je opdrachten maken over hoofdstuk 3? (hoe goed kan je bronnen koppelen aan informatie, hoe goed kan je argumenten geven, hoe goed kan je informatie uit verschillende paragrafen koppelen aan elkaar, enz.)
Slide 11 - Open question
Bekijk de afbeelding. Bij welke oorzaak van de Eerste Wereldoorlog past deze bron? Leg je antwoord uit.
Slide 12 - Open question
Leg uit wat het verband is tussen handelsbelemmeringen, bonkaarten en een zwarte markt in Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Slide 13 - Open question
Bekijk de afbeelding. Je ziet een meneer die 'algemeen kiesrecht' krijgt van Sinterklaas. Een andere meneer krijgt een school. Verder is er een mevrouw, zij krijgt 'niks'. Leg met een bronelement uit over welk begrip deze spotprent gaat.
Slide 14 - Open question
Slide 15 - Slide
Lees de vraag op de vorige dia (nog eens): geef één reden waarom de Nederlandse bevolking dit monument van België kreeg.
Slide 16 - Open question
Slide 17 - Slide
Lees de vraag op de vorige dia (nog eens): volgens welk kiesstelsel is de kandidaat gekozen?
Slide 18 - Open question
Tijdens het interbellum ontstaat er een crisis. In Nederland wordt de NSB opgericht. a. Noem een overeenkomst tussen de NSB (NL) en de NSDAP (DL) in de jaren '30. b. Noem een verschil tussen de NSB (NL) en de NSDAP (DL) in de jaren '30. c. Leg uit waarom de NSB en CPN in Nederland niet zo groot werden.
Slide 19 - Open question
a. Met welk argument probeert deze poster kiezers op de NSB te laten stemmen? b. Is de opkomst van de NSB een gevolg op de korte of lange termijn van de economische crisis van de jaren '30? Leg je antwoord uit.
Slide 20 - Open question
Je hebt nu verschillende opdrachten over hoofdstuk 3 gemaakt. Aan het begin heb je ingeschat hoe goed je de informatie kende en kon toepassen. Denk je nog hetzelfde over hoe goed je het hoofdstuk kent en kunt toepassen? Waarom wel / niet?
Slide 21 - Open question
In de planner staan verschillende manieren waarop je kunt leren. Hoe ga jij nu verder aan de slag? Heb je daarbij iets nodig van de docent?