MA - Herhaling politiek

• Maatschappijleer
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 3

Herhaling politiek

Nederland is een...

1. Dictatuur
2. Constitutionele monarchie
3. Parlementaire democratie
4. Republiek

Mensen die lid zijn van de Eerste en Tweede Kamer zitten noem je...

1. Ministers
2. Staatssecretarissen
3. Minister-President
4. Volksvertegenwoordigers

Burgers van 18 jaar en ouder hebben in Nederland...

1. Algemeen kiesrecht
2. Stemplicht
3. Mannenkiesrecht
4. Vrouwenkiesrecht

Het parlement bestaat in Nederland uit...

1. Ministers en staatssecretarissen
2. De koning en ministers
3. De Eerste en Tweede Kamer
4. Burgers

Het kabinet bestaat uit...

1. Ministers en staatssecretarissen
2. De Eerste en Tweede Kamer
3. Burgers
4. De koning en de minister-president

Wie heeft de meeste macht in Nederland?

1. Minister-president
2. Kamerleden
3. Burgers
4. Koning

Het begrip rechtsstaat betekent...

1. Dat er in Nederland rechts gereden wordt in het verkeer
2. Dat de wetten en plannen goedgekeurd moeten zijn door het parlement
3. Dat de rechter de wetten bepaalt en je je daaraan moet houden om veroordeling te voorkomen

In de grondwet staat...

1. het grondgebied van Nederland beschreven
2. grondrechten: wie mag waar wonen?
3. De belangrijkste regels waar iedereen zich aan moet houden
4. De regels van het Coronabeleid

Hoeveel zetels heeft de Eerste Kamer?

1. 100
2. 75
3. 150
4. 125

Hoeveel zetels heeft de Tweede Kamer?

1. 50
2. 150
3. 75
4. 125

Hoeveel stemmen heb je nodig in de Tweede Kamer om een wetsvoorstel aan te nemen?

1. 75
2. 150
3. 76
4. 50

Wat is een compromis?

1. Een dienst in de katholieke kerk
2. Een oplossing waarbij meerdere partijen een beetje toegeven
3. Een wetsvoorstel
4. Het absolute gelijk van een partij

Waarom moeten kamerleden (van politieke partijen) compromissen sluiten?

1. Omdat ze anders geen meerderheid halen om hun ideeën te laten uitvoeren
2. Omdat ze anders niet gekozen kunnen worden bij verkiezingen
3. Omdat dit moet van de regering
4. Omdat dit in de grondwet staat

Welk woord past bij het liberalisme?

1. Gelijkheid
2. Vrijheid
3. Broederschap
4. Milieu

Een voorbeeld van een liberale partij is...

1. CDA
2. SP
3. VVD
4. GroenLinks

Een kenmerk van het socialisme is

1. Gelijkheid
2. Vrijheid
3. Geloof
4. 1 leider

Een voorbeeld van een socialistische partij is

1. CDA
2. D'66
3. SP
4. VVD

Progressief betekent

1. Voor agressie
2. Tegen agressie
3. Vooruitstrevend
4. Behoudend

Met de term 'links' bedoelt men

1. Liberaal
2. Socialistisch
3. Conservatief
4. Gevaarlijk

Passief kiesrecht betekent

1. Dat je niet stemt
2. Dat je gaat stemmen
3. Dat je zelf verkiesbaar bent
4. Dat je niet mag stemmen

Wat doet de politiek?

1. Het regelen van zaken van Algemeen belang
2. Belastinggeld verdelen over maatschappelijke doelen
3. Bezuinigen als dat nodig is
4. Besturen

23 maart

Tentamen thema politiek, media en werk