*Spelling H1, vwo 3

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Trema

Een trema gebruik je:

Trema

Een trema gebruik je om te voorkomen dat twee klinkers in één woord samen worden uitgesproken: 

- calorieën, poriën, reünie

Daarnaast gebruik je een trema in leenwoorden: 

patiënt, fröbelen

In het Duits heet een trema een Umlaut. 

Apostrof

Een apostrof gebruik je in de volgende 4 gevallen: 

Apostrof

Een apostrof gebruik je in de volgende gevallen: 

- om uitspraakproblemen te voorkomen --> jury's, zebra's (maar wel jockeys)

- als weglatingsteken: 's morgens, 's-Gravenhage, Thomas' pet 

- in meervouden en afleidingen van afkortingen: cd's, sms'en 

- in verkleinwoorden die eindigen op -y : baby'tje (maar wel cowboytje) 

Accenten

Er zijn drie accenten. 

Accenten

Er zijn drie accenten. De accenten komen alleen voor op de letter -e: 

- accent aigu: café

- accent grave: carrière

- accent circonflexe: enquête 

Het accent aigu wordt soms gebruikt om de klemtoon aan te geven: 

- Dat is dé manier om het goed te doen. 

- Zij heeft geen twéé dochters, maar drie. 

Cedille

Een cedille vind je soms onderaan de letter

Cedille

Een cedille vind je soms onderaan de letter -c. Het zorgt ervoor dat de letter klinkt als een -s. 

- Curaçao, reçu 

Spelling §2 en §3 

- trema

- apostrof

- accenttekens

- cedille 

Lesdoelen

Na de les kan je: 

- trema's, apostrofs, accenten, cedilles goed toepassen

Welke vorm is goed?

1. buiig
2. buiïg

Welke vorm is goed?

1. efficient
2. efficiënt

Welke vorm is goed?

1. egoist
2. egoïst

Welke vorm is goed?

1. financien
2. financiën

Welke vorm is goed?

1. gearriveerd
2. geärriveerd

Welke vorm is goed?

1. geirriteerd
2. geïrriteerd

Welke vorm is goed?

1. gelinieerd
2. geliniëerd

Welke vorm is goed?

1. knackebrod
2. knäckebröd

Welke vorm is goed?

1. poezie
2. poëzie

Welke vorm is goed?

1. varieren
2. variëren

Welke vorm is goed?

1. vergroeiing
2. vergroeïing

Regel met of zonder n

1. 

2.

We hebben honderd leerlingen. Sommige(n) lunchen op school.

1. Sommige
2. Sommigen

De meeste(n) studenten komen op tijd, maar sommige(n) helaas niet

1. meesten, sommigen
2. meeste, sommigen
3. meesten, sommige
4. meeste, sommige

Veel havoërs zijn geslaagd en sommige(n) zelfs met een acht gemiddeld.

1. sommige
2. sommigen

Van die struiken wil ik er wel enkele(n) in mijn tuin.

1. enkelen
2. enkele

De treinreizigers waren boos op de NS en sommige(n) eisten een schadevergoeding.

1. sommige
2. sommigen

Van die krentenbollen zou ik er beste enkele(n) lusten.

1. enkele
2. enkelen

Wat moet er staan?
Sommige(n) hebben de toets niet goed gemaakt.

1. sommige
2. sommigen

Van de beren waren enkele(n) ondervoed.

1. enkele
2. enkelen

enkele

Met of zonder -n?
Enkele(n) hebben het huiswerk niet gemaakt.

1. Enkele
2. Enkelen

Aan het werk

H1 Sp opdr. 1-5, 8-12 (blz. 37 ev)  

Extra herhaling:

H1 Startopdracht, opdr. 6 (blz. 36 ev) 

Extra verdieping:

H1 opdr. 7 (blz. 38)