Start P3 en 13.1 Ademen

• Biologie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Uitscheiding

• Uitscheiding is het kwijtraken van afvalstoffen
  die tijdens de stofwisseling ontstaan:
• Longen
• Nieren
• Huid
• Lever (6.5)

13.1 Ademen

leerdoelen:

1. Je beschrijft de weg die de lucht aflegt in de ademhalingsorganen.

2. Je beschrijft de functies van het slijmvlies en de trilharen bij de
     ademhaling.

3. Je beschrijft de bijdrage van verschillende spieren aan de
     ventilatiebewegingen.

4. Je beschrijft verschillende longvolumes.

Ademhalingsstelsel Zie bronnen 1, 2 en 3 en Binas 83A 

Holtes van de bovenste luchtwegen 

Ademhalen - Slikken - Verslikken

niet goed

ademhaling

Spieren die betrokken zijn bij de ademhaling:

-buitenste (in) en binnenste (uit) tussenribspieren

-middenrif (in)

-buikspieren (uit)

-(nekspieren)

inademen: middenrif en buitenste tussenribspieren aanspannen

Uitademen: vanzelf of buikspieren en binnenste tussenribspieren aanspannen

www.bioplek.org

Regelen van de ademhaling

Er zitten chemoreceptoren (zintuigen) om O2, CO2 en Ph te meten in de wanden van de aorta en de halsslagader. Deze zijn verbonden met het ademcentrum in je hersenen. Je ademcentrum regelt de snelheid van je ademhaling. Dit gaat onbewust (onwillekeurig)

Hyperventilatie door... Stress!!!

Adrenaline heeft ook invloed op je ademhaling.

4 ademhalingen in 20 sec = 

12 ademhalingen per minuut

in rust per ademhaling = verversing van 0,5L lucht

12 x 0,5L = 6 L

6 ademhalingen in 20 sec = 

18 ademhalingen per minuut

bij inspanning per ademhaling = verversing van 4L lucht

18 x 4L = 72 L

In rust was 6L dus bij insp. 12x groter

Ademhaling - volume

BINAS 83B

Vitale capaciteit + restvolume

middenrif

longblaasje

bronchiën

longhaarvat

luchtpijp

neusholte

long

luchtpijptakje

CO2 wordt geproduceerd bij de verbranding. Deze wordt vooral naar de longen vervoerd ......

1. als CO2 door de rode bloedcellen
2. als CO2 door het bloedplasma
3. als HCO3- door de rode bloedcellen
4. als HCO3- door het bloedplasma

Na een gewone inademing is de hoeveelheid lucht in de longen gelijk aan:

1. de vitale capaciteit
2. het ademvolume + inademingsreservevolume
3. de vitale capaciteit + restvolume
4. het ademvolume + restvolume

In de afbeelding is een model van een gedeelte van de borstkas van een mens getekend. De punten P, Q, R en S stellen aanhechtingsplaatsen van ribspieren voor.
Deze spieren kunnen de ribben omhoog en omlaag bewegen.
Welke aanhechtingspunten zijn met elkaar verbonden door een spier die zich samentrekt bij een diepe inademing?

1. P met Q
2. P met R
3. S met Q
4. S met R

Sleep de juiste woorden naar de juiste onderdelen van de borstholte.

A

B

C

D

E

Long

Tussenribspier

Longvlies

Vloeistof

Borstvlies

Zet de stappen van inademen in de goede volgorde

Lucht stroomt je longen in

Je borstholte en longen worden groter

Buitenste tussenribspieren en middenrif  trekken samen

Luchtdruk in je longen neemt af

Ribben kantelen omhoog en buik zet uit

Wat is de
vitale capaciteit?
Gebruik BiNaS!

1. 1 + 2
2. 2 + 3
3. 3 + 4
4. 3 + 4 +5

1

5

6

4

Vitale capaciteit

Rustademvolume (Vt)

Restvolume

Vur (reserveuitademvolume)

Wat betekent vitale capaciteit?

1. Hoeveel lucht er in je longen past
2. ongeveer 0,5 liter
3. de hoeveelheid lucht die je maximaal kan in- of uitademen
4. hoeveel lucht je in en uitademt

Welke factor neemt het meeste af bij een klaplong

1. Het restvolume
2. de vitale capaciteit
3. het inademings-reservevolume
4. het uitademings-reservevolume

Welke spieren zorgen ervoor dat je borstholte groter wordt gemaakt

1. middenrif
2. tussenribspieren
3. ribspieren
4. buikspieren

Door welke eigenschap of eigenschappen van de longen wordt dit geneesmiddel na het inademen snel in het bloed opgenomen?

1. Alleen door het grote gezamenlijke oppervlak van de longblaasjes
2. Alleen door de grote hoeveelheid bloed die per tijdseenheid langs het longweefsel stroomt
3. Zowel door het grote gezamenlijke oppervlak van de longblaasjes als door de grote hoeveelheid bloed die per tijdseenheid langs het longweefsel stroomt
4. Zowel door het kleine gezamenlijke oppervlak van de longblaasjes als door de kleine hoeveelheid bloed die per tijdseenheid langs het longweefsel stroomt

xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx