What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Landstede Groep
‹
Return to search
Verkleinwoorden
Verkleinwoorden
1 / 23
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
23 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Verkleinwoorden
Slide 1 - Slide
Lesdoelen
Aan het eind van de les kun je van de meeste zelfstandige naamwoorden een verkleinwoord maken.
Aan het eind van de les ken je minimaal drie uitzonderingen.
Slide 2 - Slide
Basisregel
Meestal maak je een verkleinwoord door -je, -pje, -tje of -etje achter het woord te zetten.
Bijvoorbeeld:
De rups - het rupsje
De boom - het boompje
De maan - het maantje
De man - het man
n
etje
Slide 3 - Slide
Wat is het verkleinwoord van 'de stok'?
A
het stokje
B
het stoktje
C
het stokketje
Slide 4 - Quiz
Wat is het verkleinwoord van 'de bon'?
A
het bontje
B
het bonnetje
Slide 5 - Quiz
Uitzondering 1
Eindigt het woord op een -a, -o of -u, dan verdubbel je de klinker.
Bijvoorbeeld:
De auto - het autootje
De opa - het opaatje
Het menu - het menuutje
Slide 6 - Slide
Uitzondering 2
Soms moet je de klinker in het midden van het woord verdubbelen.
Bijvoorbeeld:
Het gat - het gaatje
Het blad - het blaadje
Slide 7 - Slide
Wat is het verkleinwoord van 'de paraplu'?
A
het paraplutje
B
het parapluutje
C
het paraplu'tje
Slide 8 - Quiz
Wat is het verkleinwoord van 'het glas'?
A
het glasje
B
het glaasje
Slide 9 - Quiz
Uitzondering 3
Eindigt het woord op een -y die je uitspreekt als
ie
, of op een -u die je uitspreekt als
oe
, dan schrijf je -'tje.
Bijvoorbeeld:
De baby - het baby'tje
De tiramisu - het tiramisu'tje
Slide 10 - Slide
Uitzondering 4
Een verkleinwoord van een cijfer, een letter of een afkorting schrijf je ook met een apostrof (').
Bijvoorbeeld:
De cd - het cd'tje
De 5 - het 5'je
Slide 11 - Slide
Wat is het verkleinwoord van 'de pony'?
A
het ponytje
B
het ponietje
C
het pony'tje
Slide 12 - Quiz
Wat is het verkleinwoord van 'de dvd'?
A
het dvdtje
B
het dvd'tje
Slide 13 - Quiz
Uitzondering 5
Eindigt een woord op -ing, dan haal je de g weg en schrijf je -kje.
Let op: soms gebruik je ook -etje.
Bijvoorbeeld:
De koning - het koninkje
De ring - het ringetje
Slide 14 - Slide
Uitzondering 6
Eindigt een woord op -i, dan voeg je een extra -e toe.
Eindigt een woord op -é, voeg je ook een extra e toe en haal je het accent weg.
Bijvoorbeeld:
De taxi - het taxietje
Het café - het cafeetje
Slide 15 - Slide
Wat is het verkleinwoord van 'de coupé'?
A
het coupeetje
B
het coupé'tje
Slide 16 - Quiz
Wat is het verkleinwoord van 'het alibi'?
A
het alibi'tje
B
het alibietje
Slide 17 - Quiz
Wat is het verkleinwoord van 'de paling'?
A
het palinkje
B
het palingkje
C
het palingetje
Slide 18 - Quiz
Uitzondering 7
Eindigt het woord op een -e die je niet uitspreekt, dan laat je deze weg bij het verkleinwoord.
Bijvoorbeeld:
De giraffe - het girafje
Slide 19 - Slide
Uitzondering 8
Eindigt het woord op een -d of een -t die je niet uitspreekt, dan voeg je bij het verkleinwoord
geen
extra -t toe.
Bijvoorbeeld:
De brancard - het brancardje
De biscuit - het biscuitje
Slide 20 - Slide
Wat is het verkleinwoord van 'de boulevard'?
A
het boulevardtje
B
het boulevardje
Slide 21 - Quiz
Wat is het verkleinwoord van 'de parachute'?
A
het parachutje
B
het parachuteje
C
het parachutetje
D
het parachuutje
Slide 22 - Quiz
Huiswerk
Maak op Studiemeter de vragen over het verkleinwoord.
Van de resultaten maak je een screenshot of een foto, dit lever je
voor 8 februari 11.45 uur
in via Fronter.
Slide 23 - Slide