This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
H2 toetsvoorbereiding - niet helemaal volledig voor alle leerdoelen
Benodigheden
- Schrift/boek
- laptop
- Pen, potlood
LessonUp:
ja
Telefoons in de telefoontas!
Slide 1 - Slide
Sleep de juiste antwoorden naar de som.
a. 10 g = mg
b. 28 kg = mg
c. 83 g = cg
d. 92 cm3 = ml
Er blijven antwoorden over!
0,0001
10000
9200
0,920
0,0083
8300
92
92 000
28 000 000
83 000
Slide 2 - Drag question
Hoe kun je bepalen of iets een stof is?
A
Door waarnemingen te doen.
B
Als je het in je handen, beker of ballon kunt vervoeren.
C
Door de dichtheid te bepalen
D
Door te kijken of deze stofeigenschappen heeft.
Slide 3 - Quiz
Welk van de volgende woorden is geen stofeigenschap?
A
Geur
B
Kleur
C
Massa
D
Corosiebestendigheid
Slide 4 - Quiz
In bijlage 4 staat dat broom een smeltpunt van -7℃ en kookpunt van 49℃ heeft. Welke fase heeft broom bij een temperatuur van -5 ℃?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas
D
Dat kan je niet zeggen
Slide 5 - Quiz
Sleep de juiste antwoorden naar de vraag.
Let op er blijven antwoorden over.
a. de kleur van gips is
b. de buigbaarheid van ijzer
c. de dichtheid van kurk
d. het smeltpunt van nylon
TIP: Gebruik je bijlageboek bijlage 3
0,2 g/cm3
+++
grijs
536 °C
Tekst
++
++++
wit
zwart
263°C
Slide 6 - Drag question
Mads zegt: Als je de lengte en de oppervlakte weet kun je met de formule oppervlakte : lengte de breedte bepalen.
Juna zegt: Voor piramideformules geld dat je moet afdekken wat je wilt weten. Zo kun je met 1 formule 3 grootheden berekenen.
Wie heeft er gelijk?
A
Mads
B
Juna
C
Mads & Juna
D
Geen van beiden
Slide 7 - Quiz
Hiernaast zie een een opgave met een antwoordt van een leerling.
Maakt deze leerling een fout, zo ja waarin?
A
Ja, hij moet de formule Volume/massa gebruiken.
B
Ja, hij rekent niet met de juist eenheden.
C
Ja, hij geeft niet in de juiste eenheid antwoord.
D
Nee, hij maakt geen fout.
Slide 8 - Quiz
Drijven, zinken of zweven? De volgende stoffen worden in water gedaan.
Wat gebeurd er? Sleep de stoffen naar de juiste gebeurtenis.
TIP: Gebruik je bijlage boek
Benzine
Perspex
Nylon
Kamfer
Stookolie
Slide 9 - Drag question
Mark zegt: Als je vuren hout bij de vloeistof ether gooit dan gaat het vuren hout zinken terwijl het in water blijft drijven.
Nina zegt: Als je boter in de vloeistof ether gooit dan zinkt de boter.
Wie heeft er gelijk?
TIP: Gebruik je bijlage boek
A
Mark
B
Nina
C
Mark & Nina
D
Geen van beiden
Slide 10 - Quiz
Je hebt een blokje gevonden van een stof. Het volume van deze stof is 11 cm3 en heeft een massa van 29,7 g.
Bereken de dichtheid van het blokje en zoek op welke stof het kan zijn.
TIP: Gebruik je bijlage boek
Slide 11 - Open question
Bereken het volume van 10 kilogram aluminium.
TIP: Gebruik je bijlage boek
Slide 12 - Open question
Een onbekende glimmende en stroomgeleidende stof heeft een massa van 4,3 kilogram en een volume van 0,55 liter. Laat met een berekening zien welke stof dit is?
TIP: gebruik je bijlage boek
Slide 13 - Open question
John is goudzoeker en heeft voor zijn gevoel goud in handen. Tenminste dat denk hij. Hij heeft een blokje “goud” van 34 gram. Dat zou een waarde hebben van € 1.742. Het blokje heeft een afmeting van 1,8 cm bij 1,3 cm bij 0,9 cm. Laat met een berekening zien of John echt goud in handen heeft.
TIP: Gebruik je bijlage boek
Slide 14 - Open question
Hoe heet een mengsel van verschillende metalen dat andere eigenschappen heeft dan zijn ingrediënten?
A
Brons
B
Legering
C
Mengsel
D
RVS
Slide 15 - Quiz
Textiel kan van verschillende vezels gemaakt worden. Je hebt plantaardige en dierlijke vezels. Welke vezel hieronder is een dierlijke vezel?
A
Katoen
B
Hennep
C
Zijde
D
Linnen
Slide 16 - Quiz
Sleep de gevarensymbolen naar de juiste betekenis
Ontvlambaar
Explosief
Giftig
Schadelijk voor milieu
Slide 17 - Drag question
Welk gevaren symbool vind je op een potje kwik?
TIP: gebruik je bijlage boek
A
B
C
D
Slide 18 - Quiz
Van welk soort kunststof zou jij een regenjas maken? Verklaar je antwoord.
A
Thermoharder, deze slijten niet snel.
B
Thermoplas, makkelijk vervormbaar.
C
Elastomeer, deze beweegt met je mee als je beweegt.
D
elastomeer, deze kan niet vervormen door verwarmen.
Slide 19 - Quiz
Welke omschrijving past het beste bij het plaatje hiernaast?
A
Drijvende vuilnisbelten
B
Gyre
C
Ringvormige stromingen
D
Alle drie de omschrijvingen passen bij het plaatje