leesvaardigheid 12 maart 2021

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

Contrôle des devoirs

VWO 2018-1 tekst 1,2,5

Tekst 1 La Canopée

1 Laquelle ou lesquelles des constatations suivantes correspond(ent) au texte ?
1 Malgré la rigueur de la méthode de travail des architectes de la Canopée, des problèmes techniques se sont produits lors de la construction du toit.
2 Ce qui contrarie l’auteur du texte, c’est que la Canopée prenne l’eau malgré les frais élevés de sa réalisation ainsi que ceux de son entretien annuel.

1. la première
2. la deuxième
3. les deux
4. aucune

In de tekst worden meerdere metaforen gebruikt om de Canopée te benoemen.
2 Welke metafoor geeft een negatief beeld? Noteer de benaming in het Frans.

Tekst 2 Quand le premier touriste a-t-il débarqué ?

3 Geef van elke bewering aan of deze wel of niet overeenkomt met de tekst.

Tekst 5 Les universités belges attirent de nombreux étudiants étrangers .
Het aantal buitenlandse studenten aan Belgische universiteiten is volgens de eerste alinea in tien jaar tijd met 50% gestegen.

13 Wordt in de tekst hiervoor een verklaring gegeven? Zo nee, antwoord ‘nee’. Zo ja, hoe wordt de toename verklaard?

Het laten studeren van buitenlandse studenten aan Belgische universiteiten heeft negatieve kanten, waaronder het feit dat ze studeren op kosten van de Belgische staat en na voltooiing van hun opleiding terugkeren naar hun eigen land.

14 Welke andere negatieve kant wordt in de tekst genoemd?

15 Quel effet positif de la présence des étudiants étrangers aux universités belges n’est pas mentionné dans le texte ?

1. En vivant en Belgique, les étudiants étrangers stimulent l’économie locale
2. Les étudiants belges entrent en contact avec l’étranger sans même devoir voyager
3. Les étudiants étrangers contribuent à la réputation internationale des universités belges.
4. Les universités belges profitent des connaissances des étudiants étrangers.

Hoeveel vragen had je goed van 6?

Ben je tevreden over dit resultaat?

Heb je je huiswerk gemaakt ter voorbereiding?
Lezen: Référence p. 78-79 vraagsoorten, p. 80 veelvoorkomende vragen (Fa-Ne).

1. Ja
2. Nee

Dinsdag is de leestoets. Wat kun je zelf doen in je voorbereiding om deze toets goed te maken?

Wat kan de docent doen om je hierbij te helpen?