Landstede Groep

hoofdstuk 2 paragraaf 1 het Keynesiaanse kruis

Het Keynesiaanse kruis
Macro economisch model waarbij het effect van overheidsbeleid en beleid centrale bank kan worden bepaald.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 18 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Het Keynesiaanse kruis
Macro economisch model waarbij het effect van overheidsbeleid en beleid centrale bank kan worden bepaald.

Slide 1 - Slide

Beleid
Begrotingsbeleid: overheidsbeleid, de overheid kan via belastingen en overheidsuitgaven de economie beïnvloeden. 
monetair beleid: Beleid van de ECB, bijv rente verhogen of verlagen en daarmee de geldhoeveelheid bepalen.

Slide 2 - Slide

IS-MB-GA model
- vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid
- model waarmee de gevolgen van begrotingsbeleid en monetair beleid inzichtelijk kunnen worden gemaakt. 
- we gaan in dit model uit van een gesloten economie, dus zonder sector buitenland.
- model zegt niks over prijzen, alle waarden in het model zijn reële waarden.

Slide 3 - Slide

Economische kringloop
Y = C + I + O + E - M
Y =  C + B + S
nu dus een gesloten economie (zonder buitenland)
Y = C + I + O
Effectieve vraag = gelijk aan totale bestedingen (dus gaat om de vraag die ook daadwerkelijk tot echte uitgaven zullen leiden).
Y = EV
Y = EV = C + I + O 


Slide 4 - Slide

Evenwichtslijn

Slide 5 - Slide

Consumptie
Op te splitsen in 2 soorten: 
Autonome consumptie (Co): consumptie die onafhankelijk is van  inkomen. 
Consumptie die afhankelijk is van besteedbaar inkomen
Besteedbaar inkomen is inkomen dat overblijft na betaling belasting (Y - B).
Besteedbaar inkomen wordt niet helemaal besteed, want ....
Consumptie afhankelijk van besteedbaar inkomen = c(Y - B)
c = consumptiequote, hoeveel procent van inkomen wordt geconsumeerd.
Consumptiefunctie = C = Co + c(Y-B)

Slide 6 - Slide

Consumptiefunctie
C = Co + c(Y - B)

Het deel van de consumptie dat wordt gespaard is de spaarquote.

Slide 7 - Slide

Bestedingslijn
Het model gaat ervan uit dat de bestedingen van de bedrijven (investeringen) autonoom zijn (Io). Ze zijn afhankelijk van de kansen die de ondernemer ziet en niet door het huidige inkomen.
Investeringen kunnen worden gefinancierd met eerder gemaakte winsten, nieuwe aandelen uitgeven, bedrijfsobligaties uit te geven of een banklening aan te gaan.
3e deel van de bestedingen zijn de overheidsbestedingen. De overheidsbestedingen zijn ook autonoom (Oo)
Bestedingen = Co + c (Y-B) + Io + Oo

Slide 8 - Slide

Evenwicht  op goederenmarkt
De markt zal richting Y* werken. 
Stel inkomen is hoger dan Y*
Er wordt minder geconsumeerd dan dat past bij het inkomen. Daardoor komen bedrijven te zitten met voorraden.
Gevolg voor productie? En  voor werkgelegenheid? en vervolgens inkomen?

Slide 9 - Slide

Evenwicht op de kapitaalmarkt
Bij evenwicht op de goederenmarkt is er ook evenwicht op de kapitaalmarkt.
Het spaargeld (S) van de gezinnen, wordt gebruikt door de financiele instellingen om uit te lenen aan de bedrijven (voor I) en de overheid (voor overheidstekort).
S = I + (O-B)
kan herschreven worden als: (S-I) = (O - B)

Slide 10 - Slide

Multiplier
Een multiplier is een vermenigvuldigingsfactor die aangeeft in welke mate het nationaal inkomen verandert als de overheidsbestedingen veranderen. 

Bij een waarde van de multiplier groter dan 1 is de stijging van het inkomen groter dan de stijging van de overheidsbesteding.
(sneeuwbaleffect)

Slide 11 - Slide

Overheidsbesteding
Door een toename van de overheidsbestedingen verschuift de bestedingslijn naar boven. Het evenwichtsinkomen is nu y2
multiplier is = verandering y* / verandering O

Slide 12 - Slide

multiplier
Hier is te zien dat verandering Y* groter is dan verandering O.

Kettingreactie

Slide 13 - Slide

Inverdien en uitverdieneffect
Inverdieneffect: Een deel van de overheidsbestedingen komt via de belastingopbrengsten weer terug.
Uitverdieneffect: Wanneer de overheid bezuinigt, de overheidsbestedingen dalen dus, zal het bezuinigingseffect tegenvallen, doordat de belastingopbrengsten hierdoor zullen verminderen.

Slide 14 - Slide

Spaarlek
Bestedingslijn B heeft een hogere consumptiequote dan bestedingslijn A.
Wat is het gevolg voor de multiplier?

Slide 15 - Slide

Afname producentenvertrouwen
Wanneer producentenvertrouwen daalt, wat zijn dan de gevolgen voor de Investeringen van bedrijven?

Slide 16 - Slide

Nu maken
hoofdstuk 2 paragraaf 1 opdracht 1 en 2

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video