What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Landstede Groep
‹
Return to search
persoonlijke voornaamwoorden en voorzetsels 3./4.Fall
Uitleg/oefening Persoonlijke voornaamwoorden en voorzetsels
van de 3e en 4e naamval
Gramma telt 40% mee bij repetitie
1 / 27
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1-4
This lesson contains
27 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
120 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Uitleg/oefening Persoonlijke voornaamwoorden en voorzetsels
van de 3e en 4e naamval
Gramma telt 40% mee bij repetitie
Slide 1 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord
Je ziet dat ook in het Nederlands het persoonlijk voornaamwoord verandert als er een voorzetsel voor staat.
Met...... voor......van......enz.
Ik
Jij
Hij
Zij
Het
Wij
Jullie
Zij
U
Mij
Jou
Hem
Haar
Het
ons
Jullie
Hun/Hen
U
Slide 2 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord
In het Duits is dit niet anders. Ook hier veranderen de persoonlijk voornaamwoorden na sommige voorzetsels.
Het lastige is wel dat ze op twee manieren kunnen veranderen. Elke manier heeft een eigen rijtje voorzetsels
Slide 3 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord
In het Duits is het eerste rijtje
ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie
Sie
Slide 4 - Slide
ich
du
sie
es
er
wir
ihr
Sie
sie
ik
jij
hij
het
wij
zij
jullie
u
zij mv
Slide 5 - Drag question
Persoonlijk voornaamwoord
Na een van de volgende voorzetsels veranderen de persoonlijk voornaamwoorden:
durch (door)
für (voor)
ohne (zonder)
um (om)
gegen (tegen)
deze geven een
4e naamval
aan
Slide 6 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord
Het onderstaande rijtje verandert
na voorzetsels (durch, für, ohne, um, gegen)
ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie
Sie
mich
dich
ihn
sie
es
uns
euch
sie
Sie
Slide 7 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord
Niet alleen na de voorzetsel durch, für, ohne, um, gegen verandert er iets in het Duits. Er is nog een rijtje
mit (met)
nach (na, naar)
bei ( bij)
von (van)
zu (naar personen)
aus (uit)
deze geven een
3e naamval
aan
Slide 8 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord
na voorzetsels 4e (durch, für, ohne, um, gegen)
na voorzetsels 3e (mit, nach, bei, seit, von, zu , aus)
ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie
Sie
mich
dich
ihn
sie
es
uns
euch
sie
Sie
mir
dir
ihm
ihr
ihm
uns
euch
ihnen
Ihnen
Slide 9 - Slide
Welke voorzetsels geven een 4e naamval aan?
A
für, ohne, gegen, durch, um
B
mit, nach, bei, seit, von, zu , aus
C
an, auf, hinter, neben
Slide 10 - Quiz
Welk voorbeeld is juist?
A
für ich
B
für mein
C
für mich
D
für mir
Slide 11 - Quiz
Welk voorbeeld is juist?
A
gegen wir
B
gegen uns
C
gegen dir
D
gegen ihr
Slide 12 - Quiz
Welk voorbeeld is juist?
A
durch dich
B
durch du
C
durch dir
D
durch mir
Slide 13 - Quiz
Vertaal:
Er hat es für .........(mij) getan
Slide 14 - Open question
Vertaal:
Durch ..........(hem) habe ich die Musik kennen gelernt
Slide 15 - Open question
Vertaal:
Gegen ..........(haar) kann er nicht gewinnen
Slide 16 - Open question
Persoonlijk voornaamwoord
In dezelfde manier als de vorige vragen gaan we nu jouw kennis checken over het persoonlijk voornaamwoord in de 3e naamval
Slide 17 - Slide
Welke voorzetsels geven een 3e naamval aan?
A
für, ohne, gegen, durch, um
B
mit, nach, bei, seit, von, zu , aus
C
an, auf, hinter, neben
Slide 18 - Quiz
Voorzetsels 3e naamval
Welke hoort er niet bij?
A
mit
B
zu
C
durch
D
von
Slide 19 - Quiz
Voorzetsels 3e naamval
Welke hoort er niet bij?
A
nach
B
für
C
zu
D
bei
Slide 20 - Quiz
de derde naamval van jou is ...
A
dir
B
du
C
dich
Slide 21 - Quiz
Wollt ihr mit ..... (hen) nach Berlin?
A
sie
B
ihr
C
ihn
D
ihnen
Slide 22 - Quiz
Das hat er von ...... (haar) bekommen.
A
sie
B
ihr
C
ihm
D
ihn
Slide 23 - Quiz
Ich gehe mit ........(haar) nach Amsterdam
A
sie
B
ihr
C
euch
D
Sie
Slide 24 - Quiz
Welk voorbeeld is juist?
A
mit ich
B
mit mich
C
mit mir
D
mit mein
Slide 25 - Quiz
Welk voorbeeld is juist?
A
bei du
B
bei dir
C
bei dich
D
bei dein
Slide 26 - Quiz
Welke zin is fout?
A
Kommst du morgen zu mir?
B
Bei dir fühle ich mich immer wohl
C
Ich gehe heute Abend mit ihm ins Kino
D
Hast du das Geschenk von sie bekommen?
Slide 27 - Quiz