- je weet of je de woorden wel/niet goed kent.
- je kunt de woorden 'woordsoort' en 'zinsdeel' uitleggen en bij allebei voorbeelden noemen.
- je weet wat het streepje op de e betekent bij de werkwoorden.
- je hebt gezorgd dat jijzelf en de rest rustig kon werken.
- minimaal 5 leerlingen hebben gehuild aan het einde van de les.