This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
9.3 en 10.4 De oscilloscoop
Slide 1 - Slide
Herhaling
Slide 2 - Slide
Een snaar van een basgitaar heeft een lage toon. Wat kun je zeggen over de trillingstijd van die toon?
A
De trillingstijd is klein
B
De trillingstijd is groot
Slide 3 - Quiz
Geluid is ...
A
Een beweging
B
Een elektrisch signaal
C
Een trilling
D
Een kracht
Slide 4 - Quiz
Hoe komt geluid van de bron bij de ontvanger?
A
door straling
B
door een tussenstof
C
het wordt weerkaatst
D
het wordt geabsorbeerd
Slide 5 - Quiz
hoe kun je geluid horen?
A
je iris laat het geluid door
B
je aambeeld reageert op straling
C
je trommelvlies reageert op trillingen in de lucht
D
je oor begint te flapperen bij drukverschillen
Slide 6 - Quiz
Het onweert. Wat is sneller: de lichtflits of het donderende geluid?
A
de lichtflits is sneller
B
de donder is sneller
C
beiden even snel
D
dat verschilt per bliksemflits
Slide 7 - Quiz
Jay ziet een flits. Hij begint te tellen. 5,5 sec later hoort hij de donder. Hoe ver is de bliksem bij hem vandaan?
Slide 8 - Open question
Dory is weer (!) de weg kwijt in de oceaan. Een grote vis besluit haar te helpen: Wat Dol fijn! De grote vis zend een geluid uit dat hij na 0,1 s weer oppikt. Hoe ver is Dory van de grote vis verwijderd?
Slide 9 - Open question
De eenheid van geluidsniveau is
A
Volume (V)
B
Decibel (dB)
C
Hertz (Hz)
D
Seconde (s)
Slide 10 - Quiz
Als je lange tijd moet luisteren naar geluid dat harder is dan 90 dB loop je de kans op gehoorschade
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quiz
Bij een geluid harder dan 140 dB loop je direct gehoorbeschadiging op.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quiz
Hoe lang mag je maximaal blootgesteld worden aan een geluid van 100 dB
A
half uur
B
1 uur
C
2 uur
D
8 uur
Slide 13 - Quiz
Een zware vrachtwagen bevindt zich op 15 meter afstand en maakt een geluid van 90 dB. In welke zone valt dit geluid?
A
hinderlijk
B
zeer hinderlijk
C
zeer luid
D
extreem luid
Slide 14 - Quiz
Om geluid te dempen (zachter maken) kun je de muren isoleren door gebruik te maken van
A
zachte materialen
B
harde materialen
Slide 15 - Quiz
Hoge tonen hebben
A
weinig trillingen per seconde
B
veel trillingen per seconde
Slide 16 - Quiz
Een lage toon heeft
A
een kleine trillingstijd
B
een grote trillingstijd
C
geen trillingstijd
Slide 17 - Quiz
een hoge toon heeft
A
een hoge frequentie
B
een lage frequentie
C
geen frequentie
Slide 18 - Quiz
1 milliseconde (ms) =
A
0,1 s
B
0,01 s
C
0,001 s
D
0,0001 s
Slide 19 - Quiz
Een stemvork trilt 440 keer per seconde. Wat is de frequentie van deze stemvork?
A
f = 440 ms
B
f = 440 tr/s
C
f = 440 T
D
f = 440 Hz
Slide 20 - Quiz
De hoogste toon die een mens kan horen is 20 kHz. Hoeveel Hz is dat?
A
20 Hz
B
20 000 Hz
C
20 000 000 Hz
D
2000 Hz
Slide 21 - Quiz
Een toon heeft een trillingstijd van 5 ms (0,005 s). Bereken de frequentie van deze toon.