Landstede Groep

SPQR les 6, 7, etc.

Afronding thema 1
1 / 43
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Afronding thema 1

Slide 1 - Slide

Programma deze les
  • Bespreken gemaakte mandata en opdrachten
  • T6 Castor en Pollux
  • De Trojaanse held Aeneas bij les 7
  • De Romeinse goden -> hoe herken je ze?
  • Zelfstandig beginnen aan thema 2: Ludi
  • Afsluiting: waarom je niet in de zee moet zwemmen

Slide 2 - Slide

Mandata 28 en 29 
28   a vocat, recusat, audit, dat, iubet, est.
        b lacrimant, favent, tradunt, bibunt, cogitant.
        c portare, caedere.
29
1 - Flumina is nom mv (van flumen uit groep 3), de rest nom ev (van groep 1).
2 - Nominum is gen mv (van groep 3), de rest is acc ev (van groep 2).
3 - Saxa is nom/acc mv, de rest is abl ev.
4 - Arcis is gen ev (van groep 3), de rest is dat/abl mv.
5 - Periculum is nom/acc ev, de rest is gen mv.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Opdrachten 55 en 57 
Opdracht 55      a) Leda
                                 b) zwaan
                                 c) twee meisjes
                                 d) twee jongens: Castor en Pollux
Opdracht 57
   a) De mannen op de paarden.
   b) Omdat zij de ene dag dood waren en de andere dag met de goden op 
        de Olympus mochten wonen. Ze waren dus niet definitief dood en dat is
        misschien een aantrekkelijk idee voor op een sarcofaag.

Slide 5 - Slide

Les 6 - Castor en Pollux

Slide 6 - Slide

Lees hieronder T6 alinea 1 goed door
De Romeinen voeren oorlog, maar het is helemaal niet gemakkelijk de overwinning te behalen. De aanvoerder van de Romeinen is bang voor een nederlaag. Hij smeekt om de hulp van de goden. Plotseling (is er) geluid van hoeven! Er komen paarden aan. De paarden zijn stralend en enorm groot. Op de paarden zitten mannen, stralend en enorm groot. De vijanden schrikken. Zij zeggen: ‘Het zijn geen mannen, maar goden! Het zijn Castor en Pollux! Als de goden in het gevecht steun geven aan de Romeinen, is het voor ons niet mogelijk om te winnen.’ Daarom vluchten de vijanden. Zo overwinnen de Romeinen de vijanden met de hulp van Castor en Pollux.

Slide 7 - Slide

Lees opdracht 60 (HB blz. 34) en geef vervolgens in LessonUp het juiste antwoord
A
A
B
B
C
C

Slide 8 - Quiz

Lees hieronder T6 alinea 2 goed door en maak opdr. 61 (HB blz. 34) in je schrift 
[11] Ondertussen wacht in de stad het volk op de uitkomst van het gevecht. Een menigte van vrouwen, jongens en meisjes is op het forum. Allen zwijgen. Ze zijn bezorgd. Ze vrezen voor het leven van de soldaten, want hun vaders en broers en echtgenoten vechten in de oorlog. Ze vrezen een nederlaag. Een jongen zegt tegen zijn moeder: ‘O moeder, als de vijanden winnen, is het hun toch zeker niet toegestaan om mij te verkopen als slaaf?’ De moeder huilt: ‘Het is de vijanden toegestaan te doen wat zij graag willen, als de soldaten van Rome hen niet overwinnen.’ Een oud vrouwtje corrigeert haar: ‘Huilen helpt helemaal niet. Het is beter om tot de goden te bidden.’ Meteen bidt de menigte tot de goden.
Klaar? Maak dan opdr. 62  (HB blz. 34)

Slide 9 - Slide

Antwoorden opdracht 61
Opdracht 61
   a) In urbe (in de stad: r. 11), in foro (op het forum: r. 12)
   b) Turba feminarum, puerorum et puellarum (r. 12)
   c) tacent (ze zwijgen, dus ze verkeren in spanning, r. 12), anxii (angstig, r. 
        13), timent (ze zijn bang, r. 13) lacrimat (r. 17)
   d) Een jongen, een moeder en een oude vrouw.
   e) De oude vrouw, want ‘statim turba deos orat’ (meteen bidt het volk tot 
         de goden).

Slide 10 - Slide

Les 7 - Numen deorum

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Wat heeft dit filmfragment
met Rome te maken?

Slide 13 - Mind map

Slide 14 - Video

TB blz. 36

Slide 15 - Slide

Maak opdr. 66bcd (HB blz. 36)

Slide 16 - Slide

Maak opdr. 67 (HB blz. 36)

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Welk bijvoeglijk naamwoord
vind jij bij Aeneas passen?

Slide 20 - Mind map

Etc. - Godenparade

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Lijken de Romeinse goden veel op de Griekse goden?
Ja
Nee

Slide 23 - Poll

Slide 24 - Video

Maak opdr. 71, 72 en 74 (HB blz. 38) 

Slide 25 - Slide

Antwoorden opdr. 71 en 72

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Hoe heet
deze god?
A
Zeus
B
Jupiter
C
Neptunus
D
Mars

Slide 30 - Quiz

Wat zijn Jupiter en Juno van elkaar?
A
Man en vrouw, neef en nicht
B
Man en vrouw, broer en zus
C
Vader en dochter
D
Man en vrouw

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Slide

Hoe heet
deze god?
A
Neptunus
B
Vulcanus
C
Mercurius
D
Pluto

Slide 33 - Quiz

Wat is geen taak/functie van Apollo?
A
Vuur
B
Muziek
C
Boogschieten
D
Zonlicht

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Slide

Hoe heet deze god?
A
Mars
B
Neptunus
C
Pluto
D
Bacchus

Slide 36 - Quiz

Hoe heet de god van de smeedkunst?
A
Neptunus
B
Mars
C
Bacchus
D
Vulcanus

Slide 37 - Quiz

Aan wie moest je offeren als je mooi wilde zijn/worden?
A
Diana
B
Venus
C
Aphrodite
D
Juno

Slide 38 - Quiz

Welke godin heeft geen vogel als attribuut?
A
Juno
B
Minerva
C
Venus
D
Vesta

Slide 39 - Quiz

Welke goden staan hier afgebeeld?
Bacchus
Minerva
Diana
Neptunus

Slide 40 - Drag question

Waarom hadden de Romeinen zoveel goden?
A
Ze waren heel religieus
B
Ze verklaarden zo allerlei natuurverschijnselen
C
Ze vonden de godenverhalen grappig
D
Ze wilden veel tempels bouwen

Slide 41 - Quiz

Aan de slag!
  • Lees TB blz. 41-43
  • Maak opdr. 1-3 (HB blz. 40)
  • Lees HB blz. 82 GOED door!
  • Bekijk uitlegvideo 8.1
  • Maak M. 1-3 (HB blz. 83)

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide