Ik kan de stappen om een imparfait toe te passen toepassen.
Ik kan een imparfait maken van een regelmatig werkwoord op -er, ir en -re
Ik kan een imparfait maken van de onregelmatige werkwoorden être, avoir, aller, prendre, vouloir, pouvoir en partir
1 / 10
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Les buts
Ik kan de stappen om een imparfait toe te passen toepassen.
Ik kan een imparfait maken van een regelmatig werkwoord op -er, ir en -re
Ik kan een imparfait maken van de onregelmatige werkwoorden être, avoir, aller, prendre, vouloir, pouvoir en partir
Slide 1 - Slide
Opbouw
Imparfait, wat is dat voor ding?
Filmpje met aantekeningen
Samenvatting aantekeningen (uit lesboek)
Oefeningen (geel, oranje, rood)
Lesevaluatie
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Samenvatting grammatica-regel
Neem de nous-vorm van de présent.
Haal -ons eraf.
Voeg de uitgangen toe.
Waarom de nous-vorm?
Bij de regelmatige werkwoorden op -er kun je ook de stam gebruiken, maar bij de werkwoorden op -ir gaat dit hopeloos mis. Je hebt dan de nous-vorm echt nodig. Daarom leert het boek je 1 regel aan, hoewel die dus vet omslachtig is als je erover nadenkt.
Uitgangen
ais (je)
ais (tu)
ait (il/elle/on)
ions (nous)
iez (vous)
aient (ils/elles)
ww op -er
Je trouvais
Tu trouvais
il trouvait
elle trouvait
on trouvait
nous trouvions
vous trouviez
ils/elles trouvaient
ww op -ir
Je choisissais
tu choisissais
il choisissait
elle choisissait
on choisissait
nous choisissions
vous choisissiez
ils/elles choisissaient
ww op -re
Je vendais
tu vendais
il vendait
elle vendait
on vendait
nous vendions
vous vendiez
ils/elles vendaient
Slide 4 - Slide
Onregelmatige werkwoorden
Gelukkig is alleen de stam onregelmatig. Leer de stammen uit je hoofd. Van daaruit kun je vervoegen met de uitgangen uit de vorige slide.
In de linker kolom vind je het infinitief, in de rechterkolom vind je de stam.
être
ét
avoir
av
aller
all
prendre
pren
faire
fais
partir
part
vouloir
voul
Slide 5 - Slide
Het rad van onfortuin!
Draai aan het rad van onfortuin en vervoeg de juiste vorm van het werkwoord. Noteer de Nederlandse en het Franse antwoord. Je kunt de betekenis vinden in vocabulaire A&B van hoofdstuk 2.
Laat je antwoorden nakijken door een docent of zoek op op internet via deze link.
Slide 6 - Slide
Vertaal: ik wilde
A
je voudrais
B
Je veux
C
Je voulions
D
je voulais
Slide 7 - Quiz
Vertaal: wij liepen
A
Nous marchions
B
nous marchons
C
Nous marcher
D
Nous marchaient
Slide 8 - Quiz
Vul in wat op de puntjes moet, gescheiden door een komma: Mes grand-parents (être)... en Italie. Ils (avoir)... un mobil-home pendant deux semaines. Moi, je (faire)... du camping avez mes parents. Lundi, nous (aller)... au restaurant.
Slide 9 - Open question
Schrijf zinnen met de volgende woorden: être en vacances - être à l'hôtel - adorer l'hôtel - faire chaud - avoir faim - manger une pizza - faire du surf