• bij 's en 't
Als een zin begint met ’s of ‘t, dan schrijf je dat met een kleine letter. Het woord daarna krijgt een hoofdletter.
’s Zomers hebben alle leerlingen een lange vakantie.
’t Gooi ligt in de provincie Noord-Holland.
• bij getallen
Als een zin begint met een getal in cijfers, dan gebruik je daarna géén hoofdletter.
100 meter voor het einde zakte de marathonloper in elkaar.
• bij achternamen met een tussenvoegsel
Soms staat er tussen iemands voor- en achternaam een tussenvoegsel: een klein woordje zoals van, de, van der. Je schrijft dat met een kleine letter: Eefje de Wit, David van Wel, T.J. van der Made.
Maar: staat er géén voornaam of -letter, dan schrijf je het tussenvoegsel wél met een hoofletter:
Daar lopen mevrouw Van Heuvel en Jan van den Zande.
H. van Haren werkt samen met mevrouw Van der Pak-de Biezen.
Spreek ik met De Bruin?
Wie zelf een naam bedenkt, mag bepalen hoe hij die schrijft. Daarom zijn er soms uitzonderingen: iTunes, iPad.