In de stad hadden veel mensen een
ambacht. Iedereen met hetzelfde ambacht ging samenwerken in een
gilde. Het gilde bepaalde de regels, werktijden, prijs, kwaliteit etc.
Een
gildemeester had de leiding over een gilde. Als je bij het gilde wilde horen, moest je een opleiding doen. Je begon als leerling en uiteindelijk werd je
gezel, een soort werknemer. Je kon pas je eigen werkplaats/winkel hebben als je geslaagd was voor de
meesterproef.