This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.
De elektrische energie is de totale energie die gebruikt wordt in een bepaalde tijd. De elektrische energie geef je aan met de hoofdletter E (van Energie) eventueel gevolgd door kleine letters el.
De eenheid van Energie is Joule (J)
Je hebt geleerd dat het vermogen de totale energie is in één seconde.
Ga je de energie berekenen moet je de tijd omrekenen naar seconde.
De energie bereken je met de formule E = P x t.
Bij huishoudelijke apparaten die vaak voor een langere tijd gebruikt worden is de Joule een onhandige eenheid. Je krijgt te grote getallen.
Daarom gebruiken we de kiloWattuur (kWh).
De formule is hetzelfde E = P x t.
De P (vermogen) moet nu in kiloWatt (dus omrekenen).
de t (tijd) moet nu in uur.
(Let op de eenheden die bij elkaar horen!)
Voorbeeld:
Een Batterij heeft een capaciteit van 3000 mAh.
Een lampje gebruikt 150 mA.
Het lampje heeft na 1 uur 150 mAh gebruikt (nog 2850 mAh over)
Het lampje heeft na 5 uur (150 x 5) 750 mAh gebruikt (nog 2250 mAh over)
Na 3000 : 150 = 20 uur is de batterij leeg!
Formule C = I x t (capaciteit = stroomsterkte x tijd)
De capaciteit is de hoeveelheid stroom die in een batterij zit opgeslagen.
De capaciteit wordt weergegeven in mAh (milli Ampère per uur) dus hoeveel mili Ampère kan de batterij leveren als hij in een uur leegloopt.
Lees § 4.2 en maak de vragen van § 4.2 op:
Magister-ELO-Leermiddelen-Opdrachten-H4.2