What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Landstede Groep
‹
Return to search
Quiz tijdvak 5, 6, en 7
Herhaling tijdvak 5, 6 en 7
1 / 33
next
Slide 1:
Slide
Geschiedenis
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
This lesson contains
33 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Herhaling tijdvak 5, 6 en 7
Slide 1 - Slide
De tijd van pruiken en revoluties valt in de ......... eeuw
A
16e
B
17e
C
18e
Slide 2 - Quiz
Renaissance betekent
A
nieuwe interesse voor de oudheid
B
nieuwe interesse voor andere werelddelen
C
nieuwe interesse voor het geloof
D
nieuwe interesse voor de kunst
Slide 3 - Quiz
Wat stond er centraal tijdens de verlichting?
A
de ratio
B
de liefde
C
het onderwijs
D
de politiek
Slide 4 - Quiz
Wat veroorzaakte de Beeldenstorm?
A
Het smeekschrift- Margaretha's weifeling - een hagepreek
B
een hagepreek - inval van Willem van Oranje
C
inval Alva -Spaanse Furie
D
Spaanse furie - hagepreek
Slide 5 - Quiz
De VOC werd op initiatief van de Staten-Generaal opgericht, omdat...
A
Andere landen ook handelscompagnieën oprichtten
B
De winsten in de Republiek daalde doordat de concurrentie onder de vele handelscompagnieën moordend was
C
De scheepsbouw te stimuleren. Meer schepen leverde meer geld op.
D
De Staten-Generaal graag landen wilden veroveren
Slide 6 - Quiz
Welk kenmerkend aspect of onderdeel daaruit, hoort bij de 17e eeuw?
A
Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en wereldeconomie
B
Voortbestaan van het ancien régime en verlicht absolutisme
C
De protestantse reformatie en de splitsing van de christelijke kerk
D
De democratische revoluties in westerse landen
Slide 7 - Quiz
Wie bedacht de Trias Politica?
A
Diderot
B
Montesquieu
C
Rousseau
D
Erasmus
Slide 8 - Quiz
Welke Revolutie was eerst?
A
Franse Revolutie
B
Amerikaanse Revolutie
C
Bataafse Revolutie
D
Belgische Revolutie
Slide 9 - Quiz
De WIC was eigenlijk ook onderdeel van de strijd tegen Spanje in de Nederlandse Opstand.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quiz
Humanisme betekent
A
Leven waarin god centraal staat
B
Leven waarbij de mens centraal staat
C
Godsdienst waarbij de natuur belangrijkst is
D
Een ander woord voor reformatie
Slide 11 - Quiz
Veel van de buitenlandse geleerden als Descartes kwamen naar Nederland, waardoor de cultuur tot bloei komt. Waarom kwamen ze juist naar de republiek?
A
hier was gewetensvrijheid
B
hier spreken mensen veel talen
C
Hier was iedereen gelijk
D
Hier was het klimaat beter
Slide 12 - Quiz
Welke idealen passen bij de verlichting
A
Vrijheid, gelijkheid en koningschap
B
Vrijheid, gelijkheid en broederschap
C
Gelijkheid, terreur en dictatuur
D
Kennis, gelijkheid en terreur
Slide 13 - Quiz
Waardoor verspreidde de reformatie snel over Europa?
A
bodes
B
nieuwe wegen
C
ontdekkingsreizigers
D
boekdrukkunst
Slide 14 - Quiz
Tijdvak 6 is de periode .....
A
1600-1700
B
1500-1600
C
1650-1750
D
1700-1800
Slide 15 - Quiz
Welke twee oorzaken zijn juist voor het uitbreken van de Nederlandse opstand?
A
Belastingdruk
B
Kettervervolgingen
C
Centralisatiepolitiek
D
Renaissance
Slide 16 - Quiz
In de Republiek was de macht in handen van ....
A
Regering
B
Adel
C
Regenten
D
Koning
Slide 17 - Quiz
Generaliteitslanden zijn....
A
Gebieden die rechtstreeks bestuurd worden door de Staten-Generaal
B
Bevriende buurlanden van de Republiek
C
Gebieden onder bewind van de VOC
D
De noordelijke gewesten
Slide 18 - Quiz
De Wetenschappelijke Revolutie was
A
Een tijd waarin vrouwen meer wetenschap gingen beoefenen.
B
Een tijd waarin wetenschap binnen 10 jaar heel erg veranderde.
C
Een tijd waarin wetenschap veranderde.
D
Een tijd waarin smartphones belangrijk werden.
Slide 19 - Quiz
aan wie legt lodewijk XIV verantwoording af?
A
aan het leger
B
aan god
C
aan het volk
D
aan de adel
Slide 20 - Quiz
De VOC kreeg verschillende statelijke bevoegdheden. Welke hoort daar NIET bij?
A
Het voeren van oorlogen
B
Het sluiten van verdragen met buitenlandse vorsten
C
Het bouwen van forten en nederzettingen
D
Het ontbinden van de Staten-Generaal
Slide 21 - Quiz
Tijdvak 5 is de periode .....
A
1600-1700
B
1500-1600
C
1650-1750
D
1700-1800
Slide 22 - Quiz
Wat is GEEN motief voor de Europese expansie?
A
Winst maken door te handelen
B
Volkeren bekeren tot het christendom
C
Vorsten wilden macht uitbreiden
D
Verspreiden wetenschap en techniek
Slide 23 - Quiz
De VOC werd op initiatief van de Staten-Generaal opgericht, omdat...
A
Andere landen ook handelscompagnieën oprichtten
B
de concurrentie onder de vele handelscompagnieën moordend was
C
De scheepsbouw te stimuleren. Meer schepen leverden meer geld op.
D
De Staten-Generaal graag landen wilden veroveren
Slide 24 - Quiz
Met welke twee uitspraken is Luther het eens?
A
Iedereen moet de bijbel lezen
B
Een plek in de hemel is te koop
C
Er moesten meer priesters komen
D
De paus bepaalt niet wie er in de hemel komt
Slide 25 - Quiz
De moord op Willem van Oranje
A
1568
B
1576
C
1579
D
1584
Slide 26 - Quiz
De renaissance en de wetenschappelijke revolutie waren de voedingsbodem voor de Verlichting.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 27 - Quiz
Welke twee zinnen zijn juist?
A
Erasmus' kritiek was vergelijkbaar met Luther
B
Luther vertaalde de bijbel in het Nederlands
C
Een ander woord voor hervorming is Renaissance
D
Zonder boekdrukkunst had Luther veel minder aanhangers gehad
Slide 28 - Quiz
In welke twee grote groepen raakte het christendom door de Reformatie verdeeld?
A
katholieken en luthersen
B
protestanten en gereformeerden
C
protestanten en katholieken
D
calvinisten en katholieken
Slide 29 - Quiz
Wanneer begon men met vechten inde Nederlandse Opstand?
A
1568
B
1648
C
1576
D
1579
Slide 30 - Quiz
Unie van Utrecht?
A
1576
B
1579
C
1581
D
1648
Slide 31 - Quiz
Welke stad was in tijdvak 6 de belangrijkste stapelmarkt in Europa
A
Aken
B
Rotterdam
C
Amsterdam
D
Parijs
Slide 32 - Quiz
Welk kenmerkend aspect past niet bij tijdvak 5 ?
A
Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
B
De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had.
C
Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat.
D
Het begin van de Europese overzeese-expansie
Slide 33 - Quiz