What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Landstede Groep
‹
Return to search
6.1 Werken met hefbomen
Hoofdstuk 6: Werktuigen
1 / 17
next
Slide 1:
Slide
Natuurkunde
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
This lesson contains
17 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Hoofdstuk 6: Werktuigen
Slide 1 - Slide
Wat gaan we vandaag doen?
Examenvragen hoofdstuk 1
Nabespreken hfst 1
Uitleg paragraaf 6.1
Zelfstandig aan de slag
Slide 2 - Slide
Examen 2021
Maak de vragen 11 t/m 16.
Zelfstandig, geef een andere alleen hulp door hem tips te geven, geen antwoorden! loop je echt vast, vraag je mij.
We kijken klassikaal na. Ben je eerder klaar, werk verder aan hfst 1.
Slide 3 - Slide
Leerdoelen
De leerling kan het principe van hefbomen uitleggen
De leerling kan uitleggen wat het "moment' betekent.
De leerling kan het moment uitrekenen.
De leerling kan meerdere momenten met elkaar vergelijken.
Slide 4 - Slide
Paragraaf 1.4 Hefbomen
Veel krachten om ons heen zijn veel te groot om te overbruggen. Om die kracht toch te kunnen leveren maken we gebruik van hefbomen.
Slide 5 - Slide
Paragraaf 1.4 Hefbomen
Het basisprincipe van een hefboom is:
"
Wat je wint aan kracht, verlies je aan afstand."
Je hoeft minder kracht te leveren, maar je moet daarvoor wel meer afstand afleggen.
Beeldbank
Slide 6 - Slide
Paragraaf 1.4 Hefbomen
Bij een hefboom kijken we dus naar 2 dingen: De kracht die je levert en de lengte van de arm. Samen zorgen deze 2 grootheden voor een "moment".
In de natuurkunde heeft moment altijd met draaiing te maken. Het is de combinatie van kracht en afstand.
Wipwap
M
=
F
⋅
l
Slide 7 - Slide
Stelling:
Hefbomen hebben altijd een draaipunt.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quiz
Wat je wint aan kracht
A
win je aan afstand
B
verlies je aan afstand
C
win je aan moment
D
verlies je aan moment
Slide 9 - Quiz
Wat heeft een hefboom?
Slide 10 - Drag question
Paragraaf 1.4 Hefbomen
Soms heb je te maken met meerdere momenten. Deze momenten kunnen we dan met elkaar vergelijken.
Bij een evenwicht zijn de momenten aan beide kanten van het draaipunt gelijk.
Wipwap
M
1
=
M
2
F
1
⋅
l
1
=
F
2
⋅
l
2
Slide 11 - Slide
Welke bewering over hefbomen is juist?
A
De kracht is het grootst bij de korte kant van de hefboom
B
De kracht is even groot bij de korte en de lange kant van de hefboom
C
De kracht is het grootst bij de lange kant van de hefboom
Slide 12 - Quiz
Bereken met de hefboomregel of de hefboom hiernaast in evenwicht is.
A
A. Er is evenwicht
B
B. Het moment links is groter
C
C. Het moment rechts is groter
Slide 13 - Quiz
Wanneer is een hefboom in evenwicht?
A
Als het moment rechts groter is dan het moment links.
B
Als het moment rechts even groot is als het moment links.
C
Als het moment rechts kleiner is dan het moment links.
D
Een hefboom is nooit in evenwicht.
Slide 14 - Quiz
In welke stand is het moment het grootst?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 15 - Quiz
Het moment van de spierkracht is
A
0,46 Nm
B
0,56 Nm
C
52 Nm
D
5,7 Nm
Slide 16 - Quiz
Zelfstandig aan de slag
Maak paragraaf 6.1
Slide 17 - Slide