Landstede Groep

formatieve toets hst 2 (les)

Formatieve toets hst 2
De toets bestaat uit 35 toetsvragen waar je 39 punten voor kunt krijgen.

Deze toets is nu als les gedeeld zodat je jezelf gelijk kunt nakijken.

1 / 36
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Formatieve toets hst 2
De toets bestaat uit 35 toetsvragen waar je 39 punten voor kunt krijgen.

Deze toets is nu als les gedeeld zodat je jezelf gelijk kunt nakijken.

Slide 1 - Slide


Juist of onjuist:
1:Het skelet heeft verschillende taken. Voorbeelden hiervan zijn beweging mogelijk maken en het beschermen van kwetsbare organen.
2:In pijpbeenderen wordt vet opgeslagen.
A
1: juist 2: onjuist
B
1: onjuist 2: juist
C
1: juist 2: juist
D
1: onjuist 2: onjuist

Slide 2 - Quiz


Juist of onjuist:
1: Het dijbeen is een voorbeeld van een plat been.
2: De dubbele S-vorm van je rug zorgt ervoor dat je schokken kan opvangen als je springt.
A
1: juist 2: onjuist
B
1: onjuist 2: juist
C
1: juist 2: juist
D
1: onjuist 2: onjuist

Slide 3 - Quiz


Juist of onjuist:
1: De lendenwervels zitten vast aan de ribben.
2: Een blessure kun je alleen oplopen met sporten.
A
1: juist 2: onjuist
B
1: onjuist 2: juist
C
1: juist 2: juist
D
1: onjuist 2: onjuist

Slide 4 - Quiz


Bekijk de afbeelding hiernaast. 
Met welke letter wordt de groeischijf aangegeven? 
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 5 - Quiz


Julian legt een botje enige tijd in het zuur. 
Welke stof waaruit het botje is opgebouwd verdwijnt hierdoor? 
En wordt het botje nu buigzamer of juist meer breekbaar
A
Kalkzouten verdwijnen, bot wordt buigzamer.
B
Kalkzouten verdwijnen, het bot wordt breekbaar.
C
Lijmstof verdwijnt, bot wordt buigzamer.
D
Lijmstof verdwijnt, bot wordt breekbaar.

Slide 6 - Quiz


 Ilone zwemt voor het Nederlands zwemteam. Voor een zwemwedstrijd waar zij mee zal gaan doen met de vlinderslag moet ze haar buikspieren en rugspieren trainen. Wat gebeurt er met deze spieren wanneer Ilone haar rug hol maakt tijdens de vlinderslag? 
A
Buikspier Rugspier Ontspant Ontspant
B
Buikspier Rugspier Ontspant Trekt samen
C
Buikspier Rugspier Trekt samen Ontspant
D
Buikspier Rugspier Trekt samen Trekt samen

Slide 7 - Quiz


Op internet leest Charlotte dat voor een beenmergpunctie met een naald wat beenmerg uit een plat bot wordt gehaald. Ze praat hierover met haar tante en doet 2 beweringen.
 Bewering 1: Het borstbeen kan gebruikt worden om beenmerg uit te halen.
 Bewering 2: In een plat bot zit geel beenmerg.
 Welke bewering is of welke beweringen zijn goed?

A
Bewering 1
B
Bewerking 2
C
Bewering 1 & 2
D
Geen van beiden

Slide 8 - Quiz


 In de afbeelding hiernaast zie je de spieren van een sporter die oefeningen doet. In de eerste tekening zie je het been gestrekt. Bij de tweede tekening is het been gebogen. 

 Over deze tekeningen worden de volgende beweringen gedaan. 
Welke bewering is juist? 

A
Als spier 1 samentrekt, wordt spier 3 lang en dun.
B
Als spier 1 samentrekt bewegen de tenen naar beneden.
C
Spier 2 is de antagonist van spier 3.
D
Geen bewering is waar

Slide 9 - Quiz


Tijdens een voetbalwedstrijd heeft Jasper een trap tegen zijn linker kuit gehad. Enkele spiervezels zijn beschadigd en er is een bloeduitstorting te zien. 
Van welk soort blessure heeft Jasper waarschijnlijk last? 
A
Kneuzing
B
Ontwrichting
C
Spierscheuring
D
Verstuiking

Slide 10 - Quiz


Bekijk de afbeelding hiernaast.
Met welke letter is een spierbundel aangegeven? 
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 11 - Quiz


Waar heb je last van bij een verstuiking? 
A
Gescheurde of gerafelde meniscus.
B
Gewrichtskapsel en gewrichtsbanden zijn te ver uitgerekt.
C
Gewrichtsknobbel is uit de kom geschoten.
D
Scheur in een van de botten van een gewricht.

Slide 12 - Quiz


Bij een bepaalde vorm van reuma wordt er teveel gewrichtsmeer aangemaakt.
Het teveel aan gewrichtssmeer veroorzaakt pijn, omdat het weefsel dat bot slijtage voorkomt wordt aangetast. Hiernaast zie je drie weefsels. Welk weefsel wordt aangetast?
A
R
B
S
C
T
D
staat er niet bij

Slide 13 - Quiz


Een paard heeft een sterk ontwikkeld kniegewricht. Dit heeft het paard nodig om te kunnen galoperen. Het kniegewricht heeft hiervoor extra ondersteuning nodig. 
Wat zorgt voor deze extra stevigheid van het gewricht? 
A
Kraakbeen
B
Gewrichtssmeer
C
Gewrichtsbanden
D
Meniscus

Slide 14 - Quiz


Bij kinderen die veel sporten kan hielpijn ontstaan doordat de groeischijf veel kleine schokjes moet opvangen.
Hoe noem je de soort blessure waar je last van krijgt als de groeischijf te vaak dezelfde soort schokken moet opvangen?

Slide 15 - Open question


Bekijk de afbeelding hiernaast. 
Welk van de aangegeven delen maakt
gewrichtssmeer? 

A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 16 - Quiz


Trekken er bij de cooling-down meer of minder spiervezels samen dan tijdens de training? Kies het beste antwoord uit.
A
Meer, de spieren rekken en strekken om spierpijn te voorkomen.
B
Meer, de spiervezels worden uitgerekt waardoor afvalstoffen afgevoerd worden.
C
Minder, tijdens de training ben je actiever, nu sluit je met rustige bewegingen af.
D
Minder, spieren stoppen met samentrekken, je rekt alleen nog maar.

Slide 17 - Quiz


In de afbeelding hiernaast zie je 2 spiervezels. Bij welke van de afbeeldingen is
de spier samengetrokken
Kies het beste antwoord uit.
A
A, een samengetrokken spier wordt langer en dunner
B
A, een samengetrokken spier wordt langer en dikker.
C
B, een samengetrokken spier wordt korter en dunner.
D
B, een samengetrokken spier wordt korter en dikker.

Slide 18 - Quiz


Pieter heeft bij een voetbalwedstrijd een knieblessure opgelopen. Nu is hij net weer
hersteld van een blessure en gaat weer naar trainen toe. Na de training doet hij een
cooling-down.
Leg uit waarom het verstandig is dat Pieter een cooling-down doet.

Slide 19 - Open question


Mark werkt als verhuizer bij een groot bedrijf. Zijn werk bestaat uit het vervoeren van de verhuisspullen in de vrachtwagen en neerzetten van de spullen in de nieuwe woning. Hij tilt een zware verhuisdoos de trap op.
Tilt mark op de juiste manier? Kies het beste antwoord uit.
A
Ja, zijn rug is zo recht mogelijk.
B
Ja, hij laat zijn benen het werk doen.
C
Nee, zijn rug is te hol.
D
Nee, hij leunt teveel naar achter.

Slide 20 - Quiz


Bekijk de afbeelding hiernaast. 
Wat is de naam van wervels bij nummer 1.

Slide 21 - Open question


Bekijk de afbeelding hiernaast. 
Wat is de naam van wervels bij nummer 2.

Slide 22 - Open question


Bekijk de afbeelding hiernaast. 
Wat is de naam van wervels bij nummer 3.

Slide 23 - Open question


Bekijk de afbeelding hiernaast. 
Wat is de naam van nummer 4.

Slide 24 - Open question



Na verloop van tijd wordt bij Mark een hernia vastgesteld.
Leg uit wat er bij
een hernia aan de hand is en waarom Mark veel pijn heeft 

Slide 25 - Open question


Michelle zal moeten stoppen met voetballen. Onlangs is bij haar vastgesteld dat zij atrose heeft in haar meniscus. De arts heeft haar verteld dat haar meniscus steeds dunner en zachter zal gaan worden. Hierdoor zal zij steeds meer pijn gaan krijgen in haar knie wanneer zij door zou gaan met voetballen. Welk weefsel wordt aangetast door artrose in Michelle haar knie? 

Slide 26 - Open question


Bekijk de afbeelding hiernaast.
Op welk soort ondergrond zal de gorilla het liefste lopen, een harde of een
zachte ondergrond? 
Kies het beste antwoord uit.
A
Harde, hij heeft veel ondersteuning waardoor hij geen blessures krijgt.
B
Harde, zijn gewicht wordt goed verdeeld waardoor hij beter evenwicht heeft.
C
Zachte, hij heeft veel ondersteuning waardoor hij niet wegzakt.
D
Zachte, zijn hele gewicht steunt op zijn voet waardoor hij last zou krijgen als de grond te hard is.

Slide 27 - Quiz


Bekijk de afbeelding hiernaast.
Gorrila’s lopen op hun hele voet. 
Tot welke groep dieren behoren zij hierdoor? 
A
Teengangers
B
Topgangers
C
Zoolgangers
D
Platvoetgangers

Slide 28 - Quiz


Welk soort gewricht wordt aangegeven met de letter P? 
A
Kogelgewricht
B
Rolgewricht
C
Scharniergewricht
D
Zadelgewricht

Slide 29 - Quiz



Hiernaast zie je twee skeletten van vogels. Veel vogels hebben net als vogel A een kiel. Aan de kiel zitten de vliegspieren vast.
De kiel is vergroeid met een bot dat mensen ook hebben. Met welk bot zal de kiel vergroeid zijn?

Slide 30 - Open question



Hiernaast zie je twee skeletten van vogels. Veel vogels hebben net als vogel A een kiel. Aan de kiel zitten de vliegspieren vast.
De vogel in afbeelding B heeft geen grote kiel. Leg uit waarom deze vogel geen grote kiel heeft

Slide 31 - Open question



Hiernaast zie je het skelet van een vleermuis. 
Dit skelet vertoont overeenkomsten met dat van de mens.
Hoe heten de genummerde botten, geef je antwoord zo:
1 =
2 =

Slide 32 - Open question


Bekijk de poot op de afbeelding hiernaast.
Deze poot is van een geleedpotigen. Leg aan de hand van tenminste twee kenmerken uit waarom. 

Slide 33 - Open question



Bekijk de afbeelding hiernaast.
Spier 1 en 2 hebben een tegengestelde werking. Hoe noem je spieren met een tegengestelde werking?

A
Accomoderen
B
Antagonisten
C
Tegenwerkende spieren
D
Pezen

Slide 34 - Quiz

Sleep de juiste namen naar de goede plek.
opperarmbeen
teenkootje
dijbeen
sleutelbeen
schedel
heupbeen
kuitbeen

Slide 35 - Drag question

Sleep de namen naar de juiste plek.
gewrichtskogel
kraakbeen
gewrichtssmeer
kapselband

Slide 36 - Drag question