Landstede Groep

Mens en gezondheid 1: Hygiënisch werken met voedsel

Hygiënisch werken met voedsel
1 / 44
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnPraktijkonderwijsLeerjaar 1

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Hygiënisch werken met voedsel

Slide 1 - Slide

Wat je gaat leren

- Hoe je je handen wast
- Waar je op moet letten bij het boodschappen doen
- Waar je op moet letten bij het bewaren van voedsel
- Waar je op moet letten bij het bereiden van voedsel

Slide 2 - Slide

Wat weet jij al over
hygiënisch werken met voedsel?

Slide 3 - Mind map

Introductie
Bij voedsel klaarmaken is het belangrijk dat je hygiënisch werkt.
Op je handen en op de producten zitten bacteriën.
Je kunt ziek worden van bacteriën. Zeker als je weerstand minder is. 
Als je met voeding werkt moet je zoveel mogelijk voorkomen dat de bacteriën zich verspreiden. 
Daarom moet je je handen wassen.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Wanneer was je je handen?
  • als je handen vuil zijn
  • voor het (klaarmaken van) eten 
  • na aanraken van rauw vlees
  • na toiletbezoek
  • na hoesten, niezen in de handen (Tip: nies of hoest in de arm!)
  • na neus snuiten
  • na buitenspelen
  • na verschonen van een kind
  • na aaien of knuffelen van (huis-)dieren
  • na schoonmaken. Dus ook nadat je een vaatdoekje hebt gebruikt.

Slide 6 - Slide

Waarom is handen wassen belangrijk?

Slide 7 - Open question

Hoe lang wrijf je de ingezeepte handen over elkaar?

Slide 8 - Open question

Hoe vaak raak je de kraan aan met je blote handen als je je handen wast?
A
Niet, als dat mogelijk is
B
1 keer
C
2 keer
D
zo vaak als je wilt

Slide 9 - Quiz

waarom is dat denk je?

Slide 10 - Open question

Waarom kun je beter je handen afdrogen met papieren handdoekjes?

Slide 11 - Open question

Handenwassen doe je zo
1. Doe de kraan open, gebruik eventueel een papieren handdoekje om de kraan open te draaien.
2. Maak je handen nat onder de kraan
3. Doe zeep (uit een pompje) op je handen
4. Wrijf 20 seconden je handen over elkaar, ook tussen je vingers
5. spoel je handen, van je pols naar je vingertoppen,  schoon met stromend water
6. Doe de kraan dicht zonder met je handen aan te raken (met papieren handdoekje)
7. Droog je handen goed af  met een papierenhanddoekje
8. Gooi het handdoekje direct weg


Slide 12 - Slide

Handen wassen
Opdracht
Je gaat je handen wassen volgens de richtlijnen van het RIVM

Je hebt in het filmpje en op de vorige dia kunnen zien hoe dat moet. Ben je het een beetje vergeten dan kan je het terugzoeken.

Slide 13 - Slide

Hygiënisch omgaan met voesel
Als je in de keuken van een cliënt thuis werkt is hygiënisch werken heel belangrijk. Cliënten hebben vaak een minder goede weerstand. Ze zijn dan vatbaarder voor besmetting.
Een voedselvergiftiging kan ontstaan door schadelijke bacteriën in het voedsel.

Voor instellingen is er een hygiënecode: de HACCP


Slide 14 - Slide

Waar je op moet letten bij het boodschappen doen
 
- Let altijd op de houdbaarheidsdatum
- Kijk of het product er goed uit ziet en goed ruikt
- Kijk of de verpakking onbeschadigd is
- Koop verse levensmiddelen die snel bederven het laatst
- Gebruik een koeltas 
- Ga direct naar huis

Slide 15 - Slide

Waar moet je op letten bij het bewaren van voedsel 

- Leg de producten zo snel mogelijk in de koelkast of vriezer
- Leg vlees en vis zo laag mogelijk in de koelkast
- Haal de producten pas net voor gebruik uit de koelkast
- Let ook bij het opruimen op de houdbaarheidsdatum 
- Dek gerechten of restjes die je in de koelkast zet af
- Bewaar restjes nooit langer dan 2 dagen 

Slide 16 - Slide

Waar moet je op letten bij het bereiden van voedsel
 
- Was altijd eerst je handen voordat je met voedsel gaat werken
- Zorg dat de keuken schoon en netjes is
- Gebruik schoon werkmateriaal zoals snijplanken en messen
- Neem elke dag een schone vaatdoek, handdoek en theedoek
- Gebruik een snijplank of mes waarmee je vlees of kip gesneden hebt nooit voor een ander product
- Gebruik per productgroep 1 kleur snijplank (groen, geel, rood, bruin, blauw en wit)
- Leg gaar vlees nooit op een snijplank waar rauw vlees op gelegen heeft
- Ontdooi levensmiddelen altijd in de koelkast en vang het dooiwater op een bord op

Slide 17 - Slide

Ontdooi levensmiddelen op het aanrecht
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

koop levensmiddelen die snel bederven het laatst
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

bewaar restjes onafgedekt in de koelkast
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Houd rauw vlees gescheiden van andere levensmiddelen
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

neem elke week een schone vaatdoek
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

Ziek worden van voedsel
Je kan ziek worden van besmet voedsel.
Daar zitten dan teveel schadelijke micro-organismen (bacteriën) in.
Die kun je niet zien, maar zijn wel gevaarlijk. Je kunt voedselvergiftiging krijgen.

Slide 23 - Slide

Pas op voor kruisbesmetting
Kruisbesmetting is als je bacteriën van het ene voorwerp op het andere overbrengt. 
Dit kan gebeuren als je bijvoorbeeld eerst rauwe kip snijdt op een snijplank, en daarna gekookte groente snijdt op dezelfde snijplank. 
Of als je het zelfde mes gebruikt voor rauwe en gare producten.
Vooral met rauwe kip moet je extra goed opletten. Hier kan de salmonella bacterie  op zitten. Die veroorzaakt voedselvergiftiging.

Slide 24 - Slide

Hoe voorkom je kruisbesmetting?
- Gebruik verschillende kleuren snijplanken
- Gebruik verschillende messen voor vlees en groente
- Was af met kokend heet water en afwasmiddel
- Verhit de levensmiddelen goed zodat ze door en door heet zijn
- Zorg er voor dat alles gaar is
- Bewaar voedsel afgedekt en niet te lang
- Ontdooi voedsel in de koelkast

Slide 25 - Slide

Wat is kruisbesmetting?

Slide 26 - Open question

Hoe kan kruisbesmetting ontstaan?

Slide 27 - Open question

Wat kan je krijgen door de salmonella bacterie?

Slide 28 - Open question

Hoe kan je kruisbesmetting voorkomen?

Slide 29 - Open question

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 30 - Open question

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 31 - Open question

Extra lesstof
Ben je snel klaar......
Wil je meer meer weten over dit onderwerp......

Dan volgen er nu een aantal dia's met extra lesstof.
De volgorde waarin je ze doet mag je zelf bepalen.

Er zijn 3 verschillende proefjes en je kan een memorie maken.

Slide 32 - Slide

Proef: Waarom je je handen met zeep moet wassen 

Wat heb je nodig voor deze proef:
  • een bakje met koud water
  • een potje peper
  • zeepblok of vloeibare handzeep
  • je eigen handen
  • werkveslag: Waarom moet je je handen met zeep wassen

Slide 33 - Slide

Zo voer je de proef uit
  1. Maal flink wat peper boven het bakje water.
  2. Ga er met je vinger of hand er in. 
  3. Wat gebeurt er? 
  4. Schrijf in je verslag wat je ziet.
  5. Sop nu heel goed je handen in.
  6. Stop je vinger nu nog eens in het water en kijk wat er gebeurt
  7. Schrijf in je verslag wat je ziet.
  8. Hoe denk je dat dit komt? 
  9. Schrijf je conclusie ook in je verslag.

Slide 34 - Slide

Maak een foto van je verslag van het experiment en stuur dat naar de docent.

Slide 35 - Open question

Proef: bacteriën doorgeven 
Wat heb je nodig voor deze proef:
  • werkkaart: Bacteriën doorgeven
  • minstens 5 klasgenoten
  • donkere kamer
  • uv- lamp
  • zonnebrandcrème Hoge factor)

Opdracht: Lees de werkkaart en voer het experiment uit.

Slide 36 - Slide

Proef: bacteriën doorgeven 
Opdracht
  1. Lees de werkkaart.
  2. Voer het experiment uit.
  3. schrijf een verslag over wat je gezien hebt.

Slide 37 - Slide

Maak een foto van je verslag van het experiment en stuur dat naar de docent.

Slide 38 - Open question

Experiment met boterhammen: Handen wassen!

Dit experiment laat goed zien wat het effect is als je je handen wel of niet wast. 

Dit heb je nodig:
  • 1 paar wegwerphandschoenen 
  • 3 boterhammen
  • 3 zakjes die je af kunt sluiten 

Slide 39 - Slide

Hoe pak je dit experiment aan?
  1. Pak een boterham met een handschoen en doe dit in het eerste zakje.  Zorg ervoor dat de boterham niet met de handen wordt aangeraakt en schrijf “gecontroleerd” op het zakje.
  2. Pak de tweede boterham en laat deze door iedereen die er is vastpakken  zonder dat jullie je handen hebben gewassen. Stop de boterham in het tweede zakje en schrijf er “vuile handen” op (of handen niet gewassen).
  3. Laat een iemand de handen wassen en een boterham in het derde zakje doen. Hierop schrijf je “handen gewassen”.
  

Slide 40 - Slide

Kijk wat er gebeurt
  1. Leg de boterhammen op een veilige plek zodat ze niet weggegooid worden.
  2. Bekijk wat de komende dagen met de boterhammen gebeurt.
  3. Na een week beschrijf je in een verslag wat je hebt gezien.
  4. En hoe je denkt dat dat komt.
  5. Gooi daarna de boterhammen met zakje en al weg.

Slide 41 - Slide

Maak een foto van je verslag van het experiment en stuur dat naar de docent.

Slide 42 - Open question

Slide 43 - Video

Maak een memorie 
Je gaat een memorie maken.
Je kan kiezen uit groente of fruit. Vraag aan de docent of die het bestand uitprint voor je.

Wat heb je nodig:
  • Een kopie van memorie groente of memorie fruit
  • gekleurd papier
  • lamineer hoezen
  • lamineer apparaat
  • schaar of snijapparaat.

Slide 44 - Slide