Landstede Groep

§3.1 t/m §3.3 Water in de wereld

Water, §3.1 t/m §3.3 

Maak tijdens de uitleg een aantekening!
In deze les kun je 16 punten verdienen!
Hierna: open vraag.
1 / 31
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Water, §3.1 t/m §3.3 

Maak tijdens de uitleg een aantekening!
In deze les kun je 16 punten verdienen!
Hierna: open vraag.

Slide 1 - Slide


Zet de cijfers 1, 2 en 3 onder mekaar. 
Typ hierna uit 2 / 3 redenen uit waarom 'water' volgens jou gekozen is als onderwerp: 
Hierna: de leerdoelen.

Slide 2 - Open question

Aan het eind:
1. kun twee / drie redenen voor jou zelf bedenken waarom 'water' is gekozen als examenonderwerp;

2. kun je de kenmerken van de waterkringloop, soorten wateren en stroomgebieden omschrijven;

3. kun je een / twee acties benoemen die jijzelf gaat uitvoeren om de waterproblematiek aan te pakken; 
Hierna: uitleg 

Slide 3 - Slide

§1 Het water stroomt
Zeewater verdampt door de zon.
Waterdamp stijgt op, koelt af en condenseert (wolkvorming): neerslag.
Het regenwater valt weer terug in zee.
Dit alles noem je de (korte en lange) waterkringloop.

Er zijn 3 vormen van water:
1. vast (ijs of sneeuw); 
2. vloeibaar (water of regen); 
3. gasvormig (waterdamp); 


Hierna: vervolg uitleg.

Slide 4 - Slide

Soorten water:

Oppervlaktewater: water dat zichtbaar is aan het oppervlak
Brak water: combi van zoet en zout water
Kwelwater: het doorsijpelen van (brak)water bij dijken, duinen en polders.

Vier soorten rivieren:
1. Regenrivier: gevoed door regen -en grondwater (bv de Maas);
2. Gletsjerrivier: vervoeren smeltwater van rivieren;
3. Gemengde rivier: combi regen -en gletsjerrivier (bv de Rijn);
4. Wadi: Rivier die het grootste deel van het jaar volledig droog staat. 

Hierna: filmpje Waterkringloop + soorten water (+ 2 min.)

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video


Klik op de afbeelding om in te zoomen.
Je ziet 2 plaatjes.

Welk begrip is van toepassing beide plaatjes?
A
bovenloop
B
brak water
C
wadi
D
kwelwater

Slide 7 - Quiz

Waar staat de letter R voor?
A
Verdampen
B
Infiltreren
C
condenseren
D
Afstromen

Slide 8 - Quiz

Waar staat de letter P voor?
Hierna: sleepvraag
A
Verdampen
B
Infiltreren
C
condenseren
D
Afstromen

Slide 9 - Quiz

Sleep de onderstaande woorden naar de juiste plek in de afbeelding:
Hierna: uitleg stroomgebieden.
gletsjerrivier
stroomgebied
lange kringloop
gemengde rivier
korte kringloop
regenrivier
dampkring

Slide 10 - Drag question

§2 Stroomgebieden
Het stroomgebied van een rivier is het verzamelgebied waarbinnen alle neerslag en grondwater via zijrivieren uiteindelijk in de hoofdrivier komt. 

Een rivier bestaat uit drie delen:
1. Bovenloop: hoog in de bergen (veel reliëf= hoogteverschillen), waar de bron van de rivier is en waar de meeste erosie (het losmaken, verplaatsen en afvoeren van materiaal uit de bodem) plaatsvindt;
2. Middenloop: het middelste deel waar de rivier vaak door een dal loopt;
3. Benedenloop: dichtbij de riviermonding waar de rivier in een delta (Δ)naar zee stroomt en waar de meeste sedimentatie (het neerleggen/ bezinken op de rivierbodem van al het materiaal dat de rivier meeneemt) plaatsvindt;
Ook is veel sedimentatie aanwezig in binnenbocht van rivier; 
Hierna: vervolg uitleg.

Slide 11 - Slide

§2 Stroomgebieden
Een groot verschil tussen een regenrivier en gletsjerrivier is de waterafvoer, waarbij wordt gekeken naar 2 begrippen:
1. debiet: hoeveelheid water die per seconde door de rivier stroomt;
2. regiem: de verdeling van de hoeveelheid water die gedurende het hele jaar door een rivier stroomt. 
Een gemengde rivier kent weinig schommelingen in het regiem, omdat het niet alleen afhankelijk is van of smeltwater of regenwater; 
Hierna: Sleepvraag

Slide 12 - Slide

Sleep de riviernamen naar de juiste plek (X, Y en Z):
Hierna: quizvraag.
Schelde
Rijn
Maas

Slide 13 - Drag question


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Welk antwoord is goed?
Hierna: sleepvraag
A
1. Bovenloop, 2. Benedenloop, 3. Middenloop
B
1. Benedenloop, 2. Middenloop, 3. Bovenloop
C
1. Middenloop, 2. Benedenloop, 3. Bovenloop
D
1. Bovenloop, 2. Middenloop, 3. Benedenloop

Slide 14 - Quiz

Zet de nummers van de foto’s in de juiste volgorde op je antwoordblad.
Begin met de bron van de Rijn en eindig met de monding van de Rijn:
Hierna: sleepvraag.

Slide 15 - Drag question

Sleep de woorden naar de juiste plek in de afbeelding:
Hierna: uitleg water en de mens
gletsjersneeuw
bewoning
delta
stuwdam
erosie
sedimentatie

Slide 16 - Drag question

§3 Water en de mens
Soorten watergebruik:
1. Drinkwater: water dat uit de kraan komt;
2. Grijs water: licht afvalwater waarmee je de auto kan wassen, tuin kan sproeien, wc kan doorspoelen, enz; 
3. Irrigatie: bij te weinig regen geven boeren op het land extra water aan gewassen. Bekendste vormen van irrigatie zijn: 
     a. beregening
     b. druppel-irrigatie en 
     c. geulirrigatie.
4. Industrieel watergebruik: 
     a. Proceswater: water dat in de industrie nodig is om producten te maken, en 
     b. koelwater: water dat voorkomt dat het te warm wordt (bv in metaalindustrie).
Hierna: filmpje 'soorten water' (+ 2 min). 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Sleep de woorden naar de juiste afbeelding.
Let op: er blijven 3 woorden over!
Hierna: filmpje verschillende watergebruikers (+ 2 min). 
Organische watervervuiling
Grijs water
Industrieel watergebruik
Chemische
watervervuiling
Thermische
watervervuiling
Beregening
Geulirrigatie
Kwelwater
Druppelirrigatie

Slide 19 - Drag question

Slide 20 - Video

Welke beroepssector verbruikt het meeste water?
Hierna: een quizvraag
A
De landbouwsector
B
De industriesector
C
De dienstensector

Slide 21 - Quiz


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Een gemiddeld huishouding gebruikt het meeste water bij....
Hierna: filmpje 'wateroverlast bij de Rijn en de Maas' (+ 2 min.)
A
afwassen (vaatwasmachine)
B
kleding wassen (wasmachine)
C
toiletspoeling
D
bad, douche en wastafel

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Video


Tekst met keuzemogelijkheden:

Al het water op aarde maakt onderdeel uit van de waterkringloop. 
De motor achter deze kringloop is … 1 … (de zon / het warme zeewater).
Het meeste water op aarde bevindt zich in de … 2 … (meren, rivieren en moerassen / oceanen).
Het grootste deel van al het zoet water op aarde is … 3 … (aanwezig in oppervlaktewater / opgeslagen als sneeuw en ijs). 
Hierna: nog 4 quizvragen.
A
1. de zon, 2. meren, rivieren en moerassen, 3. aanwezig in oppervlaktewater
B
1. de zon, 2. oceanen, 3. opgeslagen als sneeuw en ijs
C
1. het warme zeeater, 2. meren, rivieren en moerassen, 3. opgeslagen als sneeuw en ijs
D
1. de zon, 2. oceanen, 3. aanwezig in oppervlaktewater

Slide 24 - Quiz


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

De Drentsche Aa heeft heel veel zijtakken en vele namen. Bij de stad  Groningen mondt de Drentsche Aa, via omwegen, uit in het Noord-Willemskanaal.
 
In de legenda zijn twee begrippen vervangen door de letters P en Q.

Waar staan de begrippen juist bij de letters P en Q? 
A
P= bovenloop, Q= benedenloop
B
P= stroomstelsel, Q= bovenloop
C
P= stroomstelsel, Q= stroomgebied
D
P= waterscheiding, Q=stroomstelsel

Slide 25 - Quiz


Over het stroomstelsel van een rivier worden twee uitspraken gedaan.

Uitspraak 1: erosie komt voornamelijk voor in de bovenloop van een rivier.
 
Uitspraak 2: de waterscheiding van een rivier ligt in de delta.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 26 - Quiz


Klik op de afbeelding om in te zoomen.
Over de afbeelding worden twee uitspraken gedaan.

Uitspraak 1: de gegevens van rivier A horen bij de Maas, de gegevens van rivier B horen bij de Rijn.
Uitspraak 2: de lagere waterafvoer in de zomer wordt ook veroorzaakt doordat de verdamping veel hoger is dan in de winter. 
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 27 - Quiz


Klik op de afbeelding om in te zoomen.
Twee uitspraken over de afbeelding.
Uitspraak 1: binnen Nederland wordt het grootste deel van het aantal ton  te vervoeren goederen per binnenvaartschip vervoerd.
Uitspraak 2: binnen Nederland wordt in verhouding een groter deel van  het aantal ton te vervoeren goederen per binnenschip  vervoerd dan in Frankrijk. 

A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist.

Slide 28 - Quiz

Je ziet een dwarsdoorsnede van een rivier. Sleep de woorden naar de juiste plek.
Let op: blauw sleep je naar blauw, groen naar groen en rood naar rood.
Hierna: laatste filmpje 'Wat ga jij doen om de waterproblematiek aan te pakken?'  (+1 min).
sedimentatie
verwering
erosie
stenen
grind
klei
zand
middenloop
bovenloop
benedenloop

Slide 29 - Drag question

Slide 30 - Video

Welke tip uit het filmpje van zojuist ga jij toepassen om het waterprobleem aan te pakken?

Slide 31 - Open question