Landstede Groep

1.3 Cellen van planten en dieren

3kader
1.3 Cellen van planten en dieren
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

3kader
1.3 Cellen van planten en dieren

Slide 1 - Slide

Lesplanning:
Herhalen 1.2,
Uitleg 1.3 + 1.4 (incl. aantekingen).
Aan de slag met 1.3 + 1.4
Afronden

Slide 2 - Slide

Wat is waar?
A
Weefsels bestaan uit cellen
B
Cellen zijn groot
C
Cellen zijn organen
D
De longen zijn cellen

Slide 3 - Quiz

van groot naar klein...
A
Cellen, weefsels, organen, orgaanstelsels, organismen
B
orgaanstelsels, organismen, organen, weefsels, cellen
C
weefsels, cellen, organen, orgaanstelsels
D
organisme, orgaanstelsels, organen, weefsels, cellen

Slide 4 - Quiz

De wortel van een plant is een...
A
Weefsel
B
Cel
C
Orgaan
D
Orgaanstelsel

Slide 5 - Quiz

Dit weefsel is afkomstig uit het
A
bottenstelsel
B
spierstelsel
C
zenuwstelsel
D
Skelet

Slide 6 - Quiz

Dit is een afbeelding van...
A
Kraakbeenweefsel
B
Botweefsel
C
Zenuwweefsel
D
Spierweefsel

Slide 7 - Quiz

leerdoelen 1.3

Je kunt delen benoemen van dierlijke en plantaardige cellen met hun kenmerken en functies.

Je kent de verschillen tussen dierlijke en plantaardige cellen.

Slide 8 - Slide

Leerdoelen 1.4
1.4.1 Je kunt de kenmerken van chromosomen beschrijven.

Slide 9 - Slide

Aantekening. Pak je schrift

Slide 10 - Slide

Dierlijke cel

Slide 11 - Slide

Plantaardige cel

Slide 12 - Slide

Elk celorganel heeft zijn eigen functie
Celwand: Beschermen van de cel en geeft stevigheid
Celmembraan: Het wel of niet doorlaten van de stoffen
Celkern: Regelt alles wat er in een cel gebeurt.
Vacuole: zorgt voor stevigheid
Bladgroenkorrel: Zorgt voor energierijke stoffen (fotosynthese)
Cytoplasma: Stroperige vloeistof 

Slide 13 - Slide

Plastiden

Slide 14 - Slide

OVEREENKOMSTEN


Cytoplasma

Celmembraan

Celkern

(kernmembraan)



VERSCHILLEN


Vacuole

Celwand

Bladgroenkorrels/Plastiden

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Organisme > cellen > chromosomen > DNA
Een organisme is opgebouwd uit cellen.
In de celkern van die cellen 
liggen chromosomen
Deze zijn opgebouwd 
uit DNA.

Slide 17 - Slide

DNA
Chromosomen bestaan voor een groot deel uit DNA.
DNA=informatie voor al je erfelijke eigenschappen.
Een gen is een stukje DNA.
Cellen gebruiken alleen de genen die ze nodig hebben.

Slide 18 - Slide

Geslachtscellen en cellen

In een eicel zitten 23 chromosomen.
In een zaadcel zitten 23 chromosomen.

Eicel + zaadcel = een bevruchte cel met 46 chromosomen.

Die bevruchte cel deelt zichzelf op. 

Als de cel zich deelt, deelt hij ook de chromosomen. 
In al jouw cellen zitten daardoor 46 chromosomen, waarin dezelfde bouwbeschrijving' staat. 

(Alleen de zaadcellen en eicellen dus niet.)



Slide 19 - Slide

chromosomenkaart
je krijgt 23 chromosomen van je vader (blauw), en 23 van je moeder (roze), samen 46 chromosomen



paar 23 = geslachtschromosomen

Slide 20 - Slide

Aan de slag!
Pak je boek er bij en ga naar 1.3
(blz. 21 en verder)

Na het lezen van de tekst maak je van 1.3: 1.2.4.5.6
1.4: 1.2.4.5.

Slide 21 - Slide

Welke onderdelen van de plantencel worden hier aangegeven? 
Celwand
Celkern
Bladgroenkorrel
Cytoplasma
Vacuole

Slide 22 - Drag question

Sleep de naam naar de juiste afbeelding
Alleen Plantencel
Planten- en dierlijke cel
Celkern
celmembraan
Plastide
Celwand
Cytoplasma
Vacuole
Kernmembraan

Slide 23 - Drag question

Zijn in cel A plastiden aanwezig?
En zijn in cel B plastiden aanwezig?
A
je, in beide cellen
B
alleen in cel A zijn plastiden aanwezig
C
alleen in cel B zijn plastiden aanwezig
D
nee, in cel A en B zijn beide geen plastiden aanwezig

Slide 24 - Quiz

Als een tomaat rijpt gebeurt er iets met de kleur, hij gaat namelijk van een groene naar een rode kleur.
Een type plastide verandert in een andere type plastide.

Welk type plastide veranderde in welk andere?
A
Van zetmeelkorrel naar kleurstofkorrel
B
Van kleurstofkorrel naar bladgroenkorrel
C
Van bladgroenkorrel naar kleurstofkorrel
D
Van bladgroenkorrel naar zetmeelkorrel

Slide 25 - Quiz

Welke cel heeft een celmembraan?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Plantaardige en dierlijke cellen
D
Geen van beiden

Slide 26 - Quiz

Welke cel heeft een celkern?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Plantaardige en dierlijke cel
D
Geen van beiden

Slide 27 - Quiz

De drie typen plastiden zijn:
A
bladgroen-, zetmeel- en waterpestkorrels
B
zetmeel-, waterpest- en kleurstofkorrels
C
kleurstof-, paprika- en zetmeelkorrels
D
kleurstof-, bladgroen- en zetmeelkorrels

Slide 28 - Quiz

Wat vind je nog moeilijk?

Slide 29 - Open question

En dan nu.....
maken opdracht 1 t/m 7

Wil je nog wat uitleg, vraag hiernaar

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video