Landstede Groep

Nederlands 5 januari 2021

Gelukkig nieuwjaar!
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Gelukkig nieuwjaar!

Slide 1 - Slide

Even opstarten

Slide 2 - Slide

Werkafspraken
  • Microfoon uit;
  • Vragen stel je in de chat;
  • Je vervuilt de chat niet;
  • Via bijvoorbeeld handopsteken kan ik controleren of je aanwezig bent;
  • Je bent op de afgesproken momenten aanwezig in de les;
  • Je gedraagt je alsof je in de les zit.

Slide 3 - Slide

Even vooruitkijken:
6 januari: proefwerk leesvaardigheid
12 januari: verrassingsopdracht
13 januari: les (en weektaak af)

19 of 20 januari: F-toets schrijven;
26 of 27 januari: F-toets taalverzorging.
Start project.

Slide 4 - Slide

Het proefwerk:
  • Vóór het proefwerk download je de Teams app op je telefoon;
  • Je bent om stipt 10.15 uur aanwezig en zit op een rustige plek;
  • We werken in exam.net. Log alvast in. Je krijgt van mij de Exam key;
  • Ik sluit de toets na ongeveer 50 minuten. Ik kondig dat 5 minuten van tevoren aan;
  • Je mag je boek gebruiken als naslagwerk;
  • Denk aan taal- en spelfouten en lees aanwijzingen goed!

Slide 5 - Slide

Wat wil je deze les het liefst doen?
A
weektaak online afmaken
B
werken aan de nieuwe weektaak
C
lezen voor de verrassingsopdracht
D
korte herhaling van de proefwerkstof

Slide 6 - Quiz

A weektaak online afmaken
  • Opdrachten TV maak je online;
  • Je zorgt voor goede scores;
  • Kijk op de planner wat je moet maken;
  • Week 51 moest af zijn: voor vandaag 17.00 uur online gemaakt.

Slide 7 - Slide

B nieuwe weektaak
  • Een niet-werkende methodesite is op maandag geen geldig excuus;
  • Week 1, zie planner, controle op 13 januari.
En nogmaals:
  • Opdrachten TV maak je online; 
  • Je zorgt voor goede scores;.

Slide 8 - Slide

C Lezen
Je boek is voor de les van 12 januari uit. In de les krijg je een opdracht voor een cijfer. 

Vul de volgende slide tijdens deze les in.

Ga je A, B of C uitvoeren? Stel je vragen in de chat. Je kunt deze les terugvinden in jouw lessen in LessonUp.

Slide 9 - Slide

Welk boek lees je voor de opdracht? (Titel + schrijver)

Slide 10 - Mind map

D Korte herhaling proefwerkstof
Themaboek: 
gele pagina’s achterin: 1.1, 2.1, 3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.6, 3.7, 4.1, 4.2, 7.1 en 7.2. 

Slide 11 - Slide

1.1 informerende teksten
Een schrijver wil met zijn tekst iets bereiken. Zodra een schrijver weet wat het schrijfdoel voor een tekst is, stemt hij zijn tekst daarop af. Een tekst kan ook meerdere doelen hebben, maar meestal is er één hoofddoel.

-> informeren, uitleg geven of instructie geven

Slide 12 - Slide

2.1 
Publiekgerichtheid: voor wie is de tekst geschreven? Wees niet te algemeen:
mensen (uh ja, wie anders?), volwassenen (heel algemeen) 
en niet te specifiek:
volwassenen die leraar zijn aan het Vechtdal College, kinderen hebben van 4 en 7 jaar en vanwege corona thuiswerken in de bijkeuken.

Slide 13 - Slide

3.1
  • titel -> aanwijzen
  • tussenkopjes:  maken duidelijk waar de tekst die eronder staat over gaat -> zichtbaar of soms ook niet
  • bronvermelding: waar komt de tekst vandaan? -> zichtbaar

Slide 14 - Slide

3.2
  • Inleiding: lezer nieuwsgierig maken. Kan op verschillende manieren.
  • Middenstuk: hier wordt het onderwerp uitgewerkt.
  • Slot: De tekst wordt afgerond/afgesloten. Kan op verschillende manieren.

Slide 15 - Slide

3.3
  • Onderwerp: waar gaat de tekst over? Zelf bedenken!
  • Deelonderwerp: waar gaat een alinea over? Of: waar gaan een paar alinea's samen over? Zelf bedenken!

Voor beide geldt: schrijf nooit een zin op.

Slide 16 - Slide

3.4
  • alinea: begint altijd op een nieuwe regel. Gaat over een stukje van het onderwerp, een deelonderwerp dus.
  • kernzin: de belangrijkste zin van de alinea, omdat deze de belangrijkste mededeling van de alinea is. De rest van de alinea bestaat uit voorbeelden of toelichting. In een goed geschreven tekst is dit de 1e, 2e of laatste zin van de alinea.

Slide 17 - Slide

3.6 en 3.7
Tekstverband: het logische verband tussen woorden, delen van zinnen, zinnen of alinea's. Wat hebben de woorden met elkaar te maken? 
Vaak kun je dat zien aan een bepaald woord, dat is een signaalwoord.
Zie het schema bij 3.7 in je boek.

Tip: leer de signaalwoorden uit je hoofd. Dan herken je de verbanden sneller.

Slide 18 - Slide

4.1 en 4.2
  • feit: controleerbaar, op te zoeken en meestal waar;
  • mening: wat jij of de schrijver (of...) vindt, je bent het er wel of niet mee eens en het is persoonlijk.
  • standpunt: een uitspraak of bewering, waar je het mee eens kunt zijn of niet. De redenen voor die mening, noem je argumenten.

Slide 19 - Slide

Tips en trucs
  • Lees eerst de hele tekst. Dat scheelt later tijd.  Echt waar!
  • Een vraag beantwoorden bestaat uit 5 stappen:
  1.  Lees de vraag goed;
  2. Zoek het antwoord op;
  3. Schrijf het antwoord op;
  4. Lees de vraag na.
  5. Controleer je antwoord op (taal)fouten;

Slide 20 - Slide

Vragen en antwoorden
  • in eigen woorden...
  • antwoord in een volledige zin...
  • leg duidelijk uit...
  • noem een voorbeeld uit de tekst...
  • gebruik de tekst bij je antwoord...

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide