Landstede Groep

Grammatica H4 zww hww kww

1 / 18
next
Slide 1: Video
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

We hebben de hele dag gesport.
A
gesport = hww hebben = zww
B
gesport = zww hebben = hww

Slide 2 - Quiz

Ik heb vorige week
mijn verjaardag gevierd.
A
heb = zww gevierd = hww
B
heb = hww gevierd = zww

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Zij wil later clown worden.
A
wil = hww worden = kww
B
wil = kww worden = hww

Slide 6 - Quiz

Wat voor werkwoord kan in zijn eentje het werkwoordelijk gezegde zijn?
A
zelfstandig werkwoord
B
koppelwerkwoord
C
hulpwerkwoord

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Video

Welke twee werkwoorden hebben geen duidelijke betekenis?
A
zelfstandig werkwoord
B
koppelwerkwoord
C
hulpwerkwoord

Slide 9 - Quiz

Welke zin heeft geen koppelwerkwoord?
A
Picasso was een schilder.
B
Hij wordt al gebeld.
C
Wij blijven populair.

Slide 10 - Quiz

Benoem de werkwoorden in de zin.
Ik kan niet meer verder lopen.
A
kan=hww lopen=zww
B
kan=zww lopen=zww
C
kan=zww lopen=hww
D
kan=hww lopen=hww

Slide 11 - Quiz

Benoem het werkwoord in de zin.
Hoe word je profvoetballer?
A
word=zww
B
word=kww
C
word=hww
D
geen idee

Slide 12 - Quiz

Benoem de werkwoorden in de zin.
Ik zal mijn boeken moeten kaften.
A
zal=hww boeken= zww
B
zal en moeten = hww kaften = zww
C
zal = hww moeten = zww
D
zal = zww moeten / kaften = hww

Slide 13 - Quiz

Benoem de werkwoorden.
Fred is lang kwaad gebleven.
A
is= kww gebleven = kww
B
is= hww gebleven= zww
C
is = hww gebleven = kww
D
is=kww gebleven=hww

Slide 14 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
caissiere
B
caissière
C
caissiëre
D
caissiére

Slide 15 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
Créme fraiche is verse room.
B
Crème fraiche is verse room.
C
Crème fraîche is verse room.
D
Creme fraiche is vers room.

Slide 16 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
Het woord betekent: een veelgebruikte, afgesleten uitdrukking.
A
cliche
B
cliché
C
clîché
D
clichè

Slide 17 - Quiz

Een onderonsje tussen
twee personen noem je een:
A
tete-a-tete
B
tête-a-tête
C
tete-à-tete
D
tête-à-tête

Slide 18 - Quiz